|
|
ZUTPHEN
|
|
|
Afkorting: |
Zp |
Maatschappij: |
Nederlandsche
Spoorwegen (NS)
|
Architecten: |
H.G.J. Schelling
(stationsgebouw) |
|
R.M.J.A.
Steenhuis (perronoverkapping, eilandperron) |
Bouwjaar:
|
1952 |
Verbouwd: |
1995, 2005-2008 |
Status: |
Rijksmonument |
|
|
|
|
Nederland telt diverse spoorwegknooppunten,
maar er zijn er slechts enkelen waarbij het spoor vanaf het station
in meer dan vier richtingen vertakt. Zonder eerst nog een station
te passeren, welteverstaan. Station Zwolle is hierin de absolute
koploper met niet minder dan zeven verschillende richtingen (Meppel,
Dalfsen, Heino, Wijhe, Wezep, Kampen Zuid en Kampen). Een goede
tweede is station Zutphen. Dit was ooit het allereerste station
waarvandaan in vijf verschillende richtingen kon worden vertrokken.
Al sinds 1878 kan van hier worden gereisd naar Apeldoorn, Arnhem,
Winterswijk, Hengelo en Deventer. Ten opzichte van het aantal reismogelijkheden
lijkt het station erg bescheiden van afmetingen te zijn, maar in
de praktijk valt dit erg mee. Het station telt slechts drie perronsporen,
maar die zijn wel alledrie in een a- en een b-gedeelte gesplitst.
Er zijn dus in totaal zes perronfasen, al moet hierbij worden opgemerkt
dat de sporen 3a en 3b als één doorlopend perronspoor
wordt gebruikt. Dit is dan ook het enige perron dat voor een doorgaande
treinverbinding wordt gebruikt (Zwolle-Roosendaal, in beide richtingen).
De overige vier perronfasen zijn de vaste aankomst en vertrekpunten
voor de overige diensten: spoor 1a voor de sprinter naar Nijmegen,
1b voor de trein naar Winterswijk. Vanaf spoor 2a vertrekt de trein
naar Apeldoorn en vanaf 2b die naar Hengelo.
Zutphen werd in 1865 aangesloten op het spoorwegnet. In dat jaar
bereikten de Staatslijnen A (Arnhem-Leeuwarden) en D (Zutphen-Enschede)
de voormalige Hanzestad. Zutphen werd dus al (vrijwel) meteen een
overstapstation en om die reden, maar ook vanwege het feit dat de
stad destijds nog één van de grotere van Gelderland
was, kreeg het een relatief groot stationsgebouw. Een uniek gebouw
bovendien. Normaal gesproken werden langs de Staatslijnen de stations
volgens een standaard ontwerp gebouwd, onderverdeeld in verschillende
klassen (ook wel "Waterstaat-stations genoemd). Zo ook in Zutphen,
dat een "standaardgebouw 2e klasse" kreeg. Het zou uiteindelijk
het enige van dit type zijn dat daadwerkelijk werd gerealiseerd.
Vanaf de tweede helft van de jaren zeventig van de negentiende eeuw
wordt Zutphen het spoorwegknooppunt zoals we dit vandaag de dag
nog kennen. In 1876 bereikt de Oosterspoorweg (Amsterdam-Apeldoorn-Zutphen)
haar eindstation. Twee jaar later kwam de spoorlijn naar Winterswijk
gereed, die in de daaropvolgende jaren werd doorgetrokken naar het
Duitse Gelsenkirchen. Die spoorlijn naar Winterswijk en Duitsland
was eigendom van de Nederlandsch-Westfaalsche Spoorweg-Maatschappij
(NWS), maar liet de exploitatie ervan over aan de HIJSM. Die laatste
was ook exploitant en eigenaar van de Oosterspoorweg, zodat deze
maatschappij een eigen internationale railverbinding tussen Amsterdam
en Duitsland had. Ook Zutphen profiteerde hiervan en werd zelfs
een internationaal station. Tot in de jaren dertig van de twintigste
eeuw stopten hier D-treinen naar Duitsland.
De Tweede Wereldoorlog maakte een einde aan het Staatsspoorstation,
dat in de herfst van 1944 zwaar beschadigd raakte. Het duurde vervolgens
nog bijna acht jaar voordat het nieuwe station in gebruik kon worden
genomen. Dat nieuwe station werd hierbij verplaatst naar een wat
gunstiger locatie, het stationsgebouw werd hierbij aanzienlijk kleiner.
Het station is onmiskenbaar een ontwerp van architect H.G.J. Schelling,
het was de derde uit een serie van vijf stations die deze architect
in de periode 1950-1954 ontwierp. Het station heeft in de loop van
de tijd wat wijzigingen ondergaan. De belangrijkste hierbij was
de bouw van een perronoverkapping over het eilandperron, waarbij
het station ook liften kreeg. Het stationsgebouw is in grote lijnen
nog hetzelfde gebleven. Mede hierdoor is het tegenwoordig -terecht-
een rijksmonument. Daarnaast is het ook één van de
vier stations die zijn opgenomen in de Top 100 Wederopbouwmonumenten,
en dat is best wel bijzonder. Station Zutphen is momentheel trouwens
om nóg een reden bijzonder, het is het enige station van
Nederland waar drie verschillende vervoerders actief zijn. Dientengevolge
zijn er dan ook drie typen in- en uitcheckpalen, die overigens wel
op logische plekken staan opgesteld. Wellicht is dit is ook een
reden waarom die vaste vertreksporen zo consequent worden aangehouden

|
|
Boven:
Het huidige Zutphense station kwam in 1952 gereed en was de derde
uit een serie van vijs stations die architect H.G.J. Schelling
in de periode 1950-1954 heeft ontworpen. Dat het een typische
"Schelling-gebouw" is is wel te zien. Toch is dit stationsgebouw
duidelijk anders dan de twee voorgaande stations van deze architect
(Enschede en Hengelo). Het eerste dat opvalt is het ontbreken
van een klokkentoren, het is trouwens de enige van de vijf waarbij
deze is weggelaten. Ook de clautra-tegels ontbreken bij dit gebouw,
hierdoor komen de gesloten bouwdelen ietwat lomp over. De ingang
wordt echter zeer duidelijk gemarkeerd door middel van een grote
glazen wand, met daarin het uurwerk, en daarboven een grote betonnen
luifel. Het is momentheel trouwens het laatste, nog bestaande
station dat door Schelling werd getekend. De twee stations die
hierop nog volgden -Leiden en Arnhem- zijn inmiddels gesloopt.
|
|
|
Onder:
De hal van het station is ruim en erg licht. Dat laatste komt
natuurlijk in de eerste plaats door de grote glazen voorgevel.
Daarnaast zorgen ook de grote, vierkante dakvensters voor de nodige
daglicht. Tenslotte is er nog de opvallende kroonluchter. Deze
bijzondere lamp werd enige jaren geleden weer teruggehangen. Die
lamp is overigens een replica, het origineel was al heel lang
geleden verdwenen en is waarschijnlijk verloren gegaan
.
|
|
|
|
|
|
Onder:
Zicht op de perrongevel van het stationsgebouw en het eerste perron.
Het perron telt slechts drie perronsporen, al zijn deze elk op
hun beurt weer onderverdeeld in twee (opvallend korte!) perronfasen.
Gedurende lange tijd had alleen het eerste perron een redelijke
vorm van beschutting, dankzij een 70 meter lange luifel aan de
achtergevel van het stationsgebouw. Op het eilandperron heeft
men die luxe gedurende heel lange tijd nauwelijks gekend
.
|
Onder:
Het eilandperron vormt het hart van het station. De huidige overkapping
en het bijbehorende perrongebouwtje kwamen in 1995 gereed, als
onderdeel van een veel omvangrijkere verbouwing van het station.
De circa 200 meter lange overkapping is een enorme verbetering
van het comfort voor de wachtende reizigers. Voorheen moesten
die het namelijk doen met een luifeltje van nog geen 40 meter
.
|
|
|
|
|
Onder:
Nogmaals het eilandperron, nu gezien vanaf het noordoostelijke
uiteinde. Duidelijk is te zien dat de perrons een bocht maken.
Het eilandperron heeft hierdoor een sikkelvorm. De totale lengte
van dit perron is bijna 440 meter, opvallend kort voor een dubbel
eilandperron. Het eerste perron is zelfs nóg korter. Let
ook op de "ouderwetse" vakwerk bovenleidingmasten.
.
|
Onder:
Vanaf de perrons zijn de IJsselbruggen goed te zien, die liggen
even ten westen van het station. De linkerbrug is de verkeersbrug
uit 1946. Direct daarnaast ligt de spoorbrug, die enkele jaren
jonger is. Die spoorbrug was aanvankelijk enkelsporig, ondanks
het feit dat ze al van meet af aan geschikt was voor dubbelspoor.
Pas ver in de jaren tachtig kreeg deze daadwerkelijk een tweede
spoor.
..
|
|
|
|
|
Onder:
Het voormalige seinhuis, dat naast het stationsgebouw en langs
spoor 1b staat. Het werd gelijktijdig met het station gebouwd
en is dus ook een ontwerp van Schelling. Het vormt dan ook een
onlosmakelijk deel van het station. Erg lang heeft het seinhuis
niet dienstgedaan. Als aan het einde van de jaren zestig de beveiliging
wordt gemoderniseerd wordt de aansturing ervan verplaatst naar
een nieuwe seinpost, aan de Overweg (zie de volgende foto). Inmiddels
heeft ook dat seinhuis, dat in de jaren negentig nog fors werd
uitgebreid, haar functie verloren. Tegenwoordig wordt het treinverkeer
in Zutphen vanuit Arnhem aangestuurd. Dit seinhuis verloor alweer
bijna vijftig jaar geleden haar functie, maar bleef gelukkig wel
bewaard. Net als het stationsgebouw is het een rijksmonument.
.
|
Onder:
Even ten noordoosten van het station lag tot voor kort één
van de laatste elektrisch bediende overwegen (Ebo) van ons land.
Dit type overweg, dat handmatig vanuit een verkeersleidingpost
wordt bediend, wordt nu echt zeldzaam. Er zijn er nu nog twee,
één bij station Naarden-Bussum en één
in Roermond. Deze overweg in Zutphen werd in het najaar van 2015
afgesloten. Gelijktijdig werd de aan de andere kant van het station
gelegen Marstunnel in gebruik genomen. Hiermee kwam een einde
aan de lange wachtijden, waar dit type overweg berucht om is.
Direct naast de overweg staat het voormalige seinhuis, waarvandaan
ook de overweg werd bediend. De laatste jaren gebeurde dit echter
op afstand, vanuit de VL-post Arnhem.
.
|
|
|
|
|
versie: 18-04-2016 |