|  
             Sittard is één van de oudste 
              steden van Linmurg en ligt zo'n beetje op de grens tussen het Limburgse 
              heuvelland en het vlakkere Midden-Limburg. Ook ligt het vlakbij 
              het smalste stukje Nederland. Even ten noorden van Sittard, bij 
              Nieuwstadt, is ons land nog geen vijf kilometer breed. Tegenwoordig 
              vormt Sittard samen met Geleen en Born de gemeente Sittard-Geleen, 
              nu de derde gemeente van Limburg. Voor het spoor is deze stad al 
              sinds jaar en dag de schakel tussen Zuid-Limburg en de rest van 
              Nederland. 
              Sittard werd in het najaar van 1865 op het spoorwegnet aangesloten, 
              als in dat jaar de spoorlijn Maastricht-Venlo in gebruik wordt genomen. 
              Deze spoorlijn was onderdeel van een veel grotere spoorverbinding 
              tussen Breda en de Limburgse hoofdstad, via Tilburg, Eindhoven en 
              Venlo (ook wel Staatslijn E genoemd), en werd tussen 1863 en 1866 
              in fasen aangelegd. Het eerste station van Sittard was dan ook een 
              Waterstaatstation, en wel één van het type 4e klasse. 
              Samen met het nog bestaande stationsgebouw van Roermond waren dit 
              de enige twee van dit type dat in Limburg werd gebouwd, overigens. 
              En evenals haar Roermondse soortgenoot werd ook dit gebouw meerdere 
              keren verbouwd en uitgebreid, zij het in een aanzienlijk later stadium. 
              Rond 1885 gebeurde dit voor de eerste keer, waarbij het gebouw werd 
              uitgebreid met lange zijvleugels en -net als in Roermond- een voorbouw. 
              Vanaf 1896 reden de eerste treinen over de nieuwe lokaalspoorlijn 
              tussen Sittard, Heerlen en het Duitse Hertzogenrath. Sittard werd 
              hiermee een spoorwegknooppunt en het duurde dan ook niet lang voordat 
              het stationsgebouw wederom moest worden uitgebreid. Ditmaal werd 
              één van de zijvleugels een flink stuk uitgebouwd, 
              terwijl bij het oorspronkelijke dak iets werd verhoogd. Hierbij 
              verdwenen de voor dit type stationsgebouw zo kenmerkende daken aan 
              de voor- en achtergevel. Het stationsgebouw werd er overigens niet 
              bepaald fraaier op
 het emplacement werd eveneens vergroot, 
              waarbij ook een rangeerterrein werd aangelegd. Dat laatste was vooral 
              ingegeven door de opkomst van de grootschalige mijnbouw in Zuid-Limburg. 
              Alhoewel Sittard niet tot de mijngebieden behoorde profiteerde het 
              door haar ligging hier wel optimaal van. Al het vervoer van de kolen 
              per spoor naar de rest van Nederland verliep immers via Sittard. 
              Overigens werd het "centrale rangeerterrein" voor het 
              kolenvervoer niet in Sittard maar in het noordelijker gelegen Susteren 
              aangelegd. 
              Aan het begin van de jaren twintig was het station uitgegroeid tot 
              een belangrijk spoorwegknooppunt, zowel voor reizigers als voor 
              het goederenvervoer. De aanleg van een nieuw -en groter- rangeerterrein 
              vormden meteen ook de aanleiding voor de bouw van een geheel nieuw 
              stationscomplex.  
              
              
              
           | 
           
            
           |