Aan het
begin van de jaren tachtig van de twintigste eeuw keerde het besef dat een stationsgebouw
wel degelijk een visitekaartje van een spoorbedrijf kon zijn langzaam maar zeker
weer terug. Een nieuwe lichting jonge architecten maakten hun opwachting en al
snel zouden die voor een frisse wind in de stationsarchitectuur gaan zorgen. Eén
van de eersten was P.A.M. Kilsdonk, die in 1978 bij het architectenbureau van
de NS aan de slag ging. Vooral in de tweede helft van de jaren tachtig zou Kilsdonk
een aantal zeer herkenbare stations ontwerpen, zoals Lelystad Centrum en Almere
Centrum. Ook de stations Zaandam (inmiddels grondig verbouwd) en Duivendrecht
zijn van de hand van deze architect. De overkapping, die onder architect K. van
der Gaast al een prominente -zeg maar gerust:dominante- rol kreeg, keerde bij
Kilsdonk definitief weer terug. Over Van der Gaast gesproken, tussen de beide
architecten is nog een opmerkelijke overeenkomst; de eerste stationsontwerpen
van zowel Van der Gaast als Kilsdonk waren allesbehalve spectaculair. Dat geldt
in het voor wat betreft Kilsdonk vooral voor het stationsgebouw van Doetinchem,
dat in 1983 gereedkwam. Een jaar eerder kwam het allereerste station dat Kilsdonk
ontwierp gereed, dat van Oss. Ook dit was niet bepaald een revolutionair ontwerp.
Onconventioneel was het zeker wel. Dat woord wordt veel gebruikt bij de omschrijving
van het stationsgebouw, maar het is ook goed te gebruiken bij het station als
geheel. Het heeft immers de kortste naam van ons land en het is het enige Nederlandse
station waarvan de afkorting uit slechts één letter bestaat
Oss
is een middelgrote stad in het noorden van de provincie Noord-Brabant. Het is
een stad die lang bekend en berucht was om haar drie "M's", Margarine,
Medicijnen en Misdaad. Het is een stempel waar de stad nooit helemaal van af komt.
Oss kent een zeer lange geschiedenis, maar in het huidige stadsbeeld is daar zo
goed als niets van terug te vinden. Op 26 april 1751 verwoestte een enorme brand
het grootste deel van het middeleeuwse vestingstadje, wat overbleef zou in de
eeuwen die volgden verdwijnen. Dat gebeurde vooral vanaf de tweede helft van de
negentiende eeuw, toen Oss een industriestad werd. Vooral in de twintigste eeuw
ontwikkelde de stad zich in snel tempo. Het begon allemaal met de productie van
"kunstboter". Jarenlang zou de fabricage van margarine een belangrijke
industrietak van Oss blijken. Ze zou uiteindelijk uitgroeien tot wat later het
Unilever-concenrn zou worden. De Unox (een samentrekking van Unilever en het Engelse
woord voor "os") werd één van de belangrijke werkgevers
van Oss. Een andere grote fabriek, de Organon, ontstond ooit toen een grote exportslachterij
medische preparaten uit slachtafval wist te maken. De diverse producten moesten
worden verpakt, dus kwam er ook een kistenmakerij en een fabriek voor het maken
van conservenblikken (Thomassen & Drijver). Een heel andere tak van industrie
was de fabricage van watten en kapok, deze zou uitgroeien tot een grote tapijtfabriek.
Veel van de genoemde industrie is inmiddels verdwenen, maar toch is Oss nog altijd
een industriestad. De Organon, die sinds kort weer haar vertrouwde naam weer terug
heeft, is nog altijd de voornaamste werkgever van de stad en ook het naastgelegen
fabriekscomplex van Zwanenberg (voorheen de Unox) is nog volop in bedrijf. De
genoemde bedrijven liggen -niet geheel toevallig- in de directe nabijheid van
het station. Oss is dan ook een klassiek voorbeeld van een stad waar de industrie
mede dankzij het spoor tot ontwikkeling kon komen. En ook anno 2023 is het goederenvervoer
per spoor nog lang niet ten einde, als één van de weinige steden
heeft Oss een industriespoor dat nog altijd gebruikt wordt. De Brabantse stad
kreeg in 1881 haar station, dankzij de ingebruikname van de spoorlijn Tilburg
- 's-Hertogenbosch - Nijmegen. Deze Zuidooster Spoorlijn, ook wel de Brabantse
Lijn genoemd, werd gebouwd door de Nederlandsche Zuid-Ooster Spoorweg Maatschappij
(NZOS) en werd aanvankelijk ook door dit bedrijf geëxploiteerd. Dit duurde
echter niet lang, al na twee jaar namen de Staatsspoorwegen deze over. Het stationsgebouw
van Oss -dat trouwens toen nog als "Osch" werd gespeld- was veruit het
grootste gebouw dat deze maatschappij liet bouwen. Qua vorm en formaat deed het
denken aan het stationsgebouw van Vught Maar blijkbaar was het gebouw te klein,
want rond het jaar 1904 werd het een flink stuk uitgebreid. De linker vleugel
verdubbelde in lengte. Die aan de rechterkant werd zelfs ruim drie keer zo lang,
waarbij het gedeelte dat tegen de oude zijgevel werd geplaatst een wat meer naar
buiten springend bouwdeel met een topgevel kreeg. De luifel aan de perrongevel
werd eveneens verlengd. Twee jaar later werd het station wederom verbouwd, nu
was het emplacement aan de beurt om te worden uitgebreid. In datzelfde jaar (1906)
werd de officiële naam van de stad, gemeente én het station gewijzigd
in Oss. |
Boven:
Het huidige stationsgebouw van Oss kwam in 1982 gereed en was het eerste stationsgebouw
dat door architect P.A.M. Kilsdonk werd ontworpen. Feitelijk bestaat het gebouw
uit een paar grijze muren van natuursteen, waar tegen aan meerdere gebouwen zijn
"geplakt". Het vierkante blok op de achtergrond is het eigenlijke stationsgebouw.
Op de voorgrond de sierlijk gebogen gevel van het vroegere restaurant. Op deze
foto uit 2006 stond dit deel van het stationsgebouw leeg. Sindsdien wisselden
perioden van invulling en leegstand elkaar af. Sinds enige tijd is hier een filiaal
van New York Pizza te vinden. .
. Onder:
De perronzijde van het huidige station oogt wat rommelig. Dat wordt deels veroorzaakt
door het feit dat tussen het eerste en tweede perron maar één spoor
ligt, ook de twee totaal verschillende perronoverkappingen draagt hier ongetwijfeld
aan bij. Dat boven het eerste perron bestaat uit vele boogjes, het exemplaar op
het tweede perron is gewoon een platte kap op stalen I-profielen. Deze overkapping
is trouwens de oudste van de twee, ze werd al aan het begin van de jaren zeventig
gebouwd. .
|