|
|
(ERMELO-VELDWIJK)
Afkorting: |
Eml |
|
Maatschappij: |
Nederlandsche Centraal-Spoorweg-Maatschappij
(NCS) |
Architect: |
onbekend |
Bouwjaar:
|
1897 |
Verbouwd: |
1964
(±) |
Status: |
Gemeentelijk monument |
Baanvak: |
Amersfoort-Zwolle |
|
|
|
|
Het
dorp Ermelo heeft in de afgelopen 130 jaar een enorme verandering
ondergaan. Alhoewel het dorp al een heel lange geschiedenis kent,
zo'n 1150 jaar, is het in het eerste millennium van haar bestaan nooit
veel meer dan een vlekje op de landkaart geweest. Opmerkelijk, want
het grondgebied van Ermelo was enorm. Gedurende heel lange tijd (tot
1972) hoorde Nunspeet óók bij Ermelo. En waar bij veel
plaatsen het spoor flink heeft bijgedragen aan de ontwikkeling ervan,
leek men hier aanvankelijk de boot te missen
In 1863 is de aanleg van de spoorlijn Utrecht-Zwolle-Kampen in volle
gang en kon het eerste deel tussen de Domstad en Hattemerbroek in
gebruik worden genomen. De spoorlijn kwam ook bij Ermelo te liggen,
maar wel op ruime afstand van het toenmalige dorp. De Nederlandsche
Centraal-Spoorweg-maatschappij (NCS) was eigenlijk helemaal niet van
plan om hier een station te bouwen, het dorp telde destijds nog geen
vierhonderd inwoners. Dat veranderde in 1882. Een zekere heer Chevallier,
de eigenaar van het naburige landgoed Veldwijk, wilde een spoorweghalte
in Ermelo. Door bijna alle kosten voor de bouw ervan op zich te nemen,
zo'n 10.000 gulden (wat voor die tijd een behoorlijk bedrag was
),
wist hij de NCS ook zover te krijgen. Daarnaast kwamen ze overeen
dat Chevallier in ieder geval tot 1900 óók voor de eventuele
verliezen zou opdraaien. Dat laatste is trouwens nooit nodig gebleken.
De enige harde voorwaarde die Chevallier aan dit alles stelde was
dat de gemeente voor een goede (lees: verharde) weg tussen het station
en het dorp zou zorgen, hetgeen ook gebeurde. Die eerste halte werd
op 1 juni 1882 geopend en kreeg de naam "Ermelo-Veldwijk".
Het bestond uit een volwaardig stationsgebouwtje met een langsperron,
Dat gebouwtje leek heel veel op het nog bestaande stationsgebouwtje
van Hulshorst. Alleen het dak was anders, dit haltegebouwtje had een
zogenoemd mansardedak.
Enkele jaren nadat de halte in gebruik was genomen verkocht Chevallier
zijn landgoed aan de -mede door hem opgerichte- "Vereeniging
tot Christelijke Verzorging van Geestes- en Zenuwziekten", om
zo op deze plek een psychiatrische kliniek te kunnen stichten. De
komst van de halte was hierbij van cruciaal belang geweest. Korte
tijd later werd op het naburige landgoed 's-Heeren Loo een tehuis
voor verstandelijk gehandicapten gesticht. De zorginstellingen zorgden
voor werkgelegenheid, en ook voor de nodige bedrijvigheid. Al snel
ontstond in de buurt van de spoorweghalte een nieuw dorp, dat aanvankelijk
nog Nieuw-Ermelo werd genoemd. Oud- en Nieuw-Ermelo zouden rond 1920
aan elkaar groeien en gingen sindsdien als één dorp
verder, maar dit even terzijde.
De groei van Ermelo en de toenemende bedrijvigheid waren ook de NCS
niet ontgaan en daar besefte men dat de halte wel degelijk bestaansrecht
had, en ook dat een groter, volwaardig station gerechtvaardigd was.
Dat nieuwe station kwam in 1897, ditmaal uiteraard gefinancierd door
NCS. Het nieuwe Ermelose station werd een eilandstation. Alhoewel
eilandstations destijds al bepaald niet nieuw waren, was het voor
de NCS een primeur. Het was de eerste uit een serie van in totaal
zes eilandstations, die NCS over een periode van zo'n 18 jaar liet
bouwen. Daarvan bestaan er nu nog vier, en die liggen allen aan één
en dezelfde spoorlijn, wat op zich al een bijzonderheid is
Van
de NCS-eilandstations is Ermelo de kleinste. Het heeft, in tegenstelling
tot deze andere stations, slechts één perrongebouw.
Dit perrongebouw wordt gedekt door een breed, flauwhellend zadeldak,
dat aan alle kanten een stuk uitsteekt. Hierdoor vormt het dak tevens
de perronoverkapping. Het is een typisch kenmerk dat NCS bij (bijna)
alle latere stations van dit type zou toepassen. Door de overwegend
donkerbruine kleur komt het gebouw op het eerste gezicht nogal somber
over. Maar toch zijn er best wel bijzondere details te zien, zoals
de gele sierbanden en het zwartgekleurde natuursteen langs en boven
de vensters in de zijgevels. Die zwarte kleur is overigens niet origineel.
Het meest in het oog springend zijn ongetwijfeld de bovenranden van
de zijgevels, waar over de gehele breedte ruitvormige patronen zijn
gemetseld met dezelfde soort gele stenen waaruit ook de sierbanden
bestaan. Opmerkelijk, temeer omdat de rest van het gebouwtje nogal
"behoudend" is vormgegeven. Ook de uiteinden van de perronoverkapping
waren -op z'n zachtst gezegt- nogal opmerkelijk. Hier rust de overkapping
nog op ouderwetse gietijzeren kolommen, compleet met gekrulde kapiteeltjes.
Dat was in 1897, voor wat betreft de stationsarchitectuur, al een
soort anachronisme aan het worden.
Ook het nieuwe station droeg aanvankelijk nog de naam Ermelo-Veldwijk.
De toevoeging "-Veldwijk" zou uiteindelijk pas in het najaar
van 1952 komen te vervallen In de eerste helft van de jaren zestig
onderging het station wat veranderingen. Waneer dit gebeurde is niet
helemaal meer bekend, maar het moet ergens tussen 1962 en 1964 zijn
geweest. Tijdens die verbouwing kwam er een nieuw plaatskaartenkantoor
en werd de ingangsgevel vernieuwd. Ook werd de perronoverkapping hier
een stuk ingekort. Voor de ingang rustte het einde van de overkapping
óók op gietijzeren kolommen, maar die verdwenen nu.
Al het (sier)krulwerk op de spanten van de overkapping verdween eveneens,
waardoor het geheel er een stuk "zakelijker" uit ging zien.
De ingang werd wat ruimer, de vensters werden wat groter. Boven de
ingang kwam een wat merkwaardig zeshoekig venster. Niet echt fraai,
maar het geeft de ingang ontegenzeggelijk een eigen gezicht. De vorm
past ook wel een beetje bij die gemetselde patronen in de zijgevels.
Overigens was dit venster jarenlang niet te zien geweest, omdat er
die bekende lichtbak met het NS-vignet voor hing. Later werd die bak
wat lager gehangen, het hangt nu op de plek waar ooit in grote witte
letters de stationsnaam prijkte.
Nadien is het stationsgebouw, voor wat de buitenkant betreft, nauwelijks
nog veranderd. Dat kan echter niet worden gezegd van de binnenkant,
en trouwens ook van station Ermelo in het geheel. In 2004 werd het
loket opgeheven en moesten de kaartjes via de automaat worden gekocht.
Hiertoe werden twee overdekte kaartautomaten geplaatst. Ze staan pal
voor de vroegere ingang, waardoor deze nu feitelijk niet meer te gebruiken
is. Een jaar later echter werd het voormalige plaatskaartenkantoor
verbouwd tot een winkeltje voor broodjes en koffie. Ook kan men hier
terecht voor (reis)informatie. Het winkeltje wordt gerund door medewerkers
van Proson. Dit is een werkbedrijf van Bartimeus, het vroegere Sonneheerdt.
Nog altijd is dit werkbedrijf in het stationsgebouw gevestigd. |
|
Boven:
Station Ermelo zoals deze er in 2007 uitzag. Niet dat er nu veel
veranderd is, maar één ding valt wel op. In die
tijd was het station voorzien van digitale led-treinaanwijzers,
die in deze regio als eerste werden geïnstalleerd. Blijkbaar
fungeerden ze op dit station alleen als proef, want inmiddels
zijn de displays al geruime tijd weer verdwenen en zijn de treinreizigers
"gewoon" weer op de bekende gele vertrekstaten aangewezen.
|
|
Onder:
Het eerste stationsgebouw (of haltegebouw, zoals men dit destijds
bij NCS noemde) met daarachter het huidige station. Het gebouw
leek veel op het -nog altijd bestaande- voormalige stationsgebouwtje
van Hulshorst, alleen het dak was anders. Op de begane grond waren
de diverse stationsfaciliteiten ondergebracht, de stationschef
woonde op de verdieping daarboven. Nadat in 1897 het nieuwe station
in gebruik was genomen kreeg het gebouwtje een kantoor- en bergingsfunctie,
de bovenverdieping bleef een woning. Het werd uiteindelijk ergens
aan het begin van de jaren zestig gesloopt. Toen het eerste station
in 1882 werd geopend heette het nog "Ermelo-Veldwijk"
en ook het tweede, huidige station heeft deze naam nog lang gevoerd.
Pas op 5 oktober 1952 verviel de toevoeging "-Veldwijk".
|
|
|
|
Onder:
Station Ermelo in haar oorspronkelijke gedaante. De foto voor
deze ansichtkaart werd ongeveer vanaf dezelfde plek genomen als
de foto bovenaan deze pagina, maar dan wel een halve eeuw geleden.
En er is in die tijd niet eens zo heel veel veranderd aan het
stationsgebouw. De ingang is anders en de perronoverkapping werd
aan deze zijde wat ingekort. Onder die overkapping is hier nog
het sierkrulwerk te zien. Let ook op de ouderwetse slagboom links
op de foto.
|
|
|
|
|
|
Onder:
De ingang van het station maakt nu vooral een wat rommelige indruk.
Het loket werd in het najaar van 2004 opgeheven. Sindsdien zijn
de reizigers aangewezen op de kaartautomaten, die pontificaal
vóór de vroegere ingang staan. Het NS-logo was vroeger
wat groter en hing op het zeskantige venster, waarbij de zijkanten
trouwens nog net zichtbaar bleven. Die lichtbak heeft daar kennelijk
niet zo heel lang gehangen, er zijn in ieder geval geen blijvende
kleurverschillen in de stenen te zien (vergelijk hierbij station
Nunspeet, waarbij iets dergelijks wel
nog duidelijk zichbaar is
). De gaten van de bevestiging
zitten trouwens nog altijd in de gevel, al is dit op deze foto
niet of nauwelijks te zien.
|
Onder:
Een fraaie kleurenkaart van het station en de directe omgeving.
Zo zag het station er uit vlak na de verbouwing van de ingang.
Boven die vernieuwde ingang is nog net de stationsnaam te zien.
De witte letters werden korte tijd later alweer verwijderd, om
plaats te maken voor de bekende blauwe lichtbak met het NS-logo.
De ansichtkaart werd uitgegeven rond 1970. Het tijdsbeeld wordt
hier mede door de auto's bepaald. Op de parkeerplaats staat onmiskenbaar
een Opel Kadett (type A), terwijl een DKW Junior (?) op het punt
staat het spoor over te steken. Wat voor een auto daar weer voor
rijdt is helaas niet te zien...
|
|
|
|
|
De
oostzijde van het station doet op het eerste gezicht wat somber
aan. Dat komt vooral door de overheersend bruine kleur, die ook
op de deuren en op de perronoverkapping is aangebracht. Toch verdient
ook deze kant van het station aandacht, niet in de laatste plaats
omdat dit deel nog grotendeels in de originele staat verkeert.
Het spoor werd in 1952 geëlektrificeerd. Het perron werd
aan deze kant meerdere keren verlengd, het laatst nog in 2005.
|
Onder:
In grote tegenstelling tot de wat rommelige ingang en de wat saaie
oostgevel zijn de twee zijgevels best boeiend. Hier is goed te zien
dat de gevels uit traveeën bestaan. Bijna elke travee (zeg
maar het gedeelte tussen de twee kapspanten) bestaat uit dezelfde
onderdelen: een venster of een deur met daarboven een smalle sierband.
Daar weer boven is in diezelfde soort gele steen een soort ruitpatroon
gemetseld. Tussen de vensters zijn nog eens drie bredere sierbanden.
Let ook op de donkere "klosjes" in de muren. Ze hebben
momentheel geen enkele functie meer, maar vroeger waren dit de ondersteuningen
van de sierkrullen van de perronoverkapping. Die sierkrullen zijn
al decennia geleden verwijderd, onder de meeste spanten hangen nu
tl-buizen...
|
|
|
versie: 18-09-2012 |