Als er
één station is dat flink aan belang heeft ingeboet dan is het wel
dat van het Gelderse Elst. Anno 2022 bestaat het uit twee perrons, met op elk
een bescheiden wachtruimte en een perronoverkapping. Hoe anders was het een halve
eeuw geleden, toen Elst nog een belangrijke schakel in het goederenvervoer was
en het station een indrukwekkend stationsgebouw had. Die tijden zijn voorbij.
In de jaren tachtig van de twintigste eeuw werd het rangeerterrein ontmanteld
en kreeg Elst een nieuw, eenvoudig station, dat een paar honderd meter naar het
noorden werd verplaatst. Het oude stationsgebouw ging tegen de vlakte, waardoor
er ruimte vrijkwam voor uitbreiding van de Heinz-fabriek. Het vroegere rangeerterrein
bleef jarenlang een ongebruikt, braakliggend gebied, maar wordt inmiddels volop
herontwikkeld. Van het oorspronkelijke station is nagenoeg niets meer terug te
vinden. Ook het huidige station werd in de afgelopen jaren flink onder handen
genomen. Ook werden enkele overwegen vervangen door onderdoorgangen. Het station
kreeg een derde spoor, waar voortaan de boemel uit Tiel diende te keren. Het levert
het station een nogal ongebruikelijke spoornummering op. Elst ligt in het oostelijke
deel van de Gelderse streek Betuwe, zo goed als exact halverwege Arnhem en Nijmegen.
Het dorp bestaat al sinds de achtste eeuw, maar het gebied werd al in de Romeinse
tijd bewoond. Tegenwoordig is Elst een forenzendorp met circa 23.000 inwoners,
waarbij het dankbaar gebruik maakt van haar strategische ligging tussen Arnhem
en Nijmegen. Een uitstekende bereikbaarheid én vanwege de aanwezigheid
van een station. Oorspronkelijk was het gebied agrarisch, waarbij vooral de tuinbouw
-waar de Betuwe al van oudsher om bekend staat- een belangrijke bron van inkomsten
was. In de negentiende en twintigste eeuw kwam er industrie in Elst, vooral de
steenfabrieken en de levensmiddelenindustrie waren hierbij bepalend. Die laatste
is dat trouwens nog steeds in de vorm van de bekende ketchupfabriek Heinz, direct
naast het huidige station. In 1879 werd Elst op het nationale spoornet aangesloten,
dankzij de ingebruikname van de spoorlijn Arnhem-Nijmegen. Drie jaar later volgde
het eerste deel van een spoorverbinding naar Dordrecht, via Tiel en Geldermalsen.
De beide spoorlijnen werden gebouwd in het kader van de twee spoorwetten uit respectievelijk
1873 en 1875 (de tweede en derde Staatsaanleg). Elst kreeg dus al vrijwel direct
een overstapfunctie. Ook werd bij het station een tamelijk uitgebreid goederenemplacement
aangelegd, waardoor er ook een stationsgebouw met enige omvang nodig was. En die
kwam er dan ook. Het gebouw deed qua bouwstijl denken aan het gelijktijdig gebouwde
(en aan dezelfde lijn gelegen) stationsgebouw van station Oosterbeek Laag, maar
was wel aanzienlijk groter. Ook was hier geen laag en hoog gedeelte en ontbrak
bij dit stationsgebouw de toren. Een ander groot verschil was dat het stationsgebouw
van Elst meer symmetrisch was; er was een duidelijk, wat naar voren stekend middendeel
en twee lange zijvleugels. Elke vleugel had een eindje vóór het
uiteinde een naar voren stekend gedeelte, ieder met een puntgevel. Het waren dus
geen eindgebouwen. De twee zijgevels van het gebouw waren verschillend, hetgeen
ook aan de dakvorm was te zien. het middendeel was wel symmetrisch, waarbij de
ingang in een wat naar voren springend gedeelte was geplaatst. Dat deel had een
eigen puntgevel, die duidelijk wat hoger was dan de rest van het gebouw. Hierin
was een grote ronde opening, waarin de stationsklok was aangebracht. Daaronder
waren twee dubbele deuren, later vervangen door enkele exemplaren. Boven elke
(dubbele) deur was een opvallend, rond bovenlicht. De perrongevel had over de
volle breedte een forse luifel. Deze rustte op gietijzeren kolommen en was afgewerkt
met houtsnijwerk. Ook onder de puntgevels was decoratief houtwerk te vinden. Dit
was trouwens het enige echt frivole aan het gebouw. Vergeleken met het stationsgebouw
van Oosterbeek Laag, en later gebouwde soortgenoten -zoals Hemmen-Dodewaard, Arkel
en Leerdasm- was het Elster stationsgebouw aanzienlijk eenvoudiger uitgevoerd.
Zo had het metselwerk nauwelijks zichtbare sierbanden en was het dak met slechts
één kleur dakpan gedekt. Het gebouw was niet alleen soberder, het
was ook wat somberder

|
Boven:
Het huidige "stationsgebouw" bestaat uit twee identieke glazen gebouwtjes.
Dit bouwwerkje, met haar karakteristieke knik aan de onderkant van het dak, kan
worden beschouwd als een soort opvolger van de "Sextant". Deze foto
toont één van de gebouwtjes, zoals het er in 2015 uitzag. Op het
dak lijkt een kleine, groene windmolen te staan. Deze staat echter op een aangrenzend
bedrijventerrein, en hoort dus niet bij het station. .
. Onder:
Het imposante stationsgebouw uit 1879 was langgerekt, en viel vooral op door haar
drie puntgevels aan de voorzijde. Het gedeelte met de puntgevel aan de rechterkant
was de dienstwoning van de stationschef. De onlangs overleden artiest Pierre Kartner,
zoon van de vroegere stationschef Willem Kartner, was (zeer aannemelijk) hier
geboren... .
|