|
|
Na
de Tweede Wereldoorlog
Vanaf
de meidagen van 1940 tot en met de bevrijding van Zeeland, in november
1944 werden Vlissingen en omgeving met grote regelmaat getroffen door
bombardementen en beschietingen. Niet zelden gebeurde dit meerdere
keren per maand. Vlissingen is één van de meest gebombardeerde
steden van Nederland geweest. Ook het station ontkwam hier niet aan,
al leek het stationsgebouw er lange tijd nog redelijk ongeschonden
vanaf te komen. Maar in de laatste maanden van de oorlog in dit deel
van Nederland, voor en tijdens de Slag om de Schelde, ging het alsnog
mis. De Tweede Wereldoorlog maakte niet alleen een einde aan het bijzondere
stationsgebouw, het betekende ook het (voorlopige) einde van de internationale
veerdiensten vanuit Vlissingen. Na de oorlog verplaatste SMZ al haar
activiteiten naar Hoek van Holland, waarvandaan al een deel van diezelfde
veerdiensten werd onderhouden. In deze nieuwe situatie waren de grensoverschrijdende
faciliteiten in het station komen te vervallen. Het systeem van de
verschillende klassen wachtruimten was inmiddels uit de tijd en een
Koninklijke wachtkamer was al helemaal niet meer nodig. Daarnaast
was er behoefte aan (meer) ruimte voor rijwielen en zou één
van de perrons komen te vervallen. Dit alles maakte een nieuw stationsgebouw
noodzakelijk, ook al had het oude exemplaar nog hersteld kunnen worden.
Dat nieuwe stationsgebouw werd ontworpen door S.van Ravesteyn. Van
Ravesteyn was vanaf het einde van de jaren veertig betrokken bij het
herstel en gedeeltelijke nieuwbouw van de stations Gouda en Roosendaal,
dit waren de eerste grotere stations die waren hersteld van oorlogsschade.
Vlissingen kreeg het eerste geheel nieuw ontworpen naoorlogse stationsgebouw
van de hand van Ravesteyn. Hoewel, nieuw..? Van het oude stationsgebouw
bleef een deel van de perrongevel bewaard, iets dat Van Ravesteyn
later ook zou toepassen bij de stationsgebouwen van 's-Hertogenbosch
(inmiddels gesloopt) en Nijmegen. Ook de fundamenten van het oude
Vlissingse stationsgebouw werd voor een groot deel hergebruikt, ook
al werd dat nieuwe gebouw aanzienlijk kleiner. Doordat het internationale
verkeer niet meer centraal stond was het programma van eisen dit keer
veel eenvoudiger. Toch was ook dit keer een aansluitende veerdienst
een bepalende factor geweest bij het ontwerp van het nieuwe stationsgebouw,
ditmaal die naar Breskens in Zeeuws-Vlaanderen. Deze veerdienst had
-en heeft trouwens nog altijd- haar vertrekpunt in de directe nabijheid
van het station. Deze reizigers moesten voorheen vanaf de aanlegsteiger
nog een aardig afstandje afleggen, want zowel de ingang van het station
alsmede de aansluitende tram waren aan de andere kant van het grote
plein voor het station. Om die reden werden het hoofddeel en de ingang
van het gebouw veel meer naar het oosten verplaatst, in de richting
van de Veerhaven. Ook werd de looproute door het station aanzienlijk
versimpeld, door de ingang, de toegang naar de perrons en het belangrijkste
perron op één lijn te plaatsen. De tram keerde overigens
na de oorlog nooit meer terug en werd vervangen door de bus. Het grote
plein voor het station werd -in een later stadium, overigens- omgebouwd
tot een soort "opstelterrein" voor het wegverkeer, dat van
daaruit zo het veer naar Breskens kon oprijden.
Het stationsgebouw bestaat uit een hoofddeel met links daarvan een
lange vleugel. Aan de perronkant staat een dienstgebouwtje en ook
een klein deel van de vroegere "dienstvleugel" -langs het
eerste perron, keerde terug- ook nu met dienstruimten. De sierlijke
lijnen waarmee Van Ravesteyn voor de oorlog naam had gemaakt waren
nu grotendeels verdwenen, maar dat betekende niet dat het een onopvallend
gebouw is geworden. Neem nu de hoofdmassa. Dit deel van het stationsgebouw
lijkt op het eerste gezicht streng symmetrisch te zijn, maar dat is
het niet. Het gebouw valt meteen op door de twee grote, halfronde
topgevels. Daartussen in staat op het dak een uurwerk in een gedecoreerde
omlijsting. Hierdoor wordt als het ware gesuggereerd dat de ingang
zich óf hieronder bevindt, óf dat er onder de twee topgevels
een aparte in- en uitgang zou zijn. De ingang is inderdaad in de linker
topgevel, maar in het rechter exemplaar zitten twee ramen. In dit
deel van het gebouw is het restaurant. Dat restaurant stond op een
erg strategische plek, namelijk letterlijk tussen het station en het
veer naar Breskens. Nu is het belang van zowel het station als van
het veer enorm afgenomen, maar nog altijd is op deze plek een horecagelegenheid.
Het gebouw valt ook op door de brede geprofileerde daklijst, een typisch
element waaraan een ontwerp van Van Ravesteym te herkennen is. Boven
de twee topgevels verspringt de lijst iets en aan weerszijden daarvan
zijn grote betonnen bollen aangebracht. Van nog zo'n typische signatuur
zijn de pilasters onder diezelfde bollen. Voor zover ik na heb kunnen
gaan hebben deze pilasters geen enkele dragende functie, ze zitten
er puur voor de sier. Die pilasters keren ook terug op de westelijke
zijgevel en ook hierboven verspringt de daklijst, ditmaal in de vorm
van een soort segmentboog. De oostelijke zijgevel heeft geen pilasters,
de daklijst wordt hier dan ook niet onderbroken.
De westelijk vleugel heeft ongeveer dezelfde gevellengte als de hoofdmassa,
maar lijkt ogenschijnlijk wat groter te zijn. Dit deel van het stationsgebouw
staat opvallend ver naar achteren, de voorgevel staat feitelijk op
de plaats van de vroegere perrongevel. Eigenlijk staat de vleugel
schuin achter de hoofdmassa, in plaats van ernaast. Die vleugel, die
al sinds mensheugenis een fietsenstalling annex shop herbergt, heeft
een eigen ingang. En wat voor een..! De entree wordt duidelijk gemarkeerd
door een brede luifel dat op kolommen rust, en doet veel monumentaler
aan dan de eigenlijke hoofdingang! Overigens is die "monumentaliteit"
grotendeels maar schijn. Van een afstandje wordt gesuggereerd dat
er twee dubbele deuren onder de grote halfronde vensters zijn, in
werkelijkheid is dit alleen aan de rechterkant. De rest van de vleugel
is eigenlijk vrij eenvoudig vormgegeven, afgezien dan van die opvallende,
en relatief kleine, zeskantige vensters.
Het huidige stationsgebouw is aanzienlijk kleiner dan haar voorganger.
Toch heeft het nog best wel een respectabele gevellengte van ongeveer
80 à 85 meter breed. Bij het laat-negentiende eeuwse gebouw
werd de ruimte erachter meer dan over de volle breedte benut met sporen
en perrons. Tegenwoordig ligt dit wat anders, van de drie perrons
|
|
Boven:
Het huidige stationsgebouw. In 1949 werd met de bouw ervan begonnen
en eind 1950 kwam het gereed. Het oude gebouw had wellicht nog
hersteld kunnen worden, maar daar werd al heel snel van afgezien.
Het wegvallen van de internationale veerdiensten betekende dat
het stationsgebouw aanzienlijk kleiner kon worden. Ook kon een
nieuw gebouw makkelijker een andere en efficiëntere indeling
krijgen, hetgeen ook gebeurde. De belangrijkste faciliteiten schoven
nu op naar de oostelijke kant van het station, vlakbij het veer
naar Breskens. Deze veerdienst groeide na de Tweede Wereldoorlog
uit tot de belangrijkste over de Westerschelde. Mede dankzij de
directe nabijheid van station Vlissingen, maar óók
dankzij de opkomst van de auto. En dankzij het kleinere station
had men er hier ook de ruimte voor. Zo kon er makkelijk een nieuwe
aanlegsteiger worden gebouwd, deels op de plaats van de vroegere
plek waarvandaan ooit de schepen van de "Zeeland" vertrokken.
Datzelfde gold ook voor de bijbehorende terminal. De goederensporen
tussen het station en de kade van de Buitenhaven maakten plaats
voor een parkeerterrein en de nieuwe (inmiddels alweer grotendeels
buiten gebruik geraakte) Veerhavenweg (N58). Deze weg was vooral
bedoeld voor het aankomende verkeer vanuit Breskens en begon bijna
letterlijk vóór de aanlegsteiger en tussen het terminalgebouw
en het stationsgebouw in, en dat was de plek waar ooit de visitatiezaal
heeft gestaan. Het grote plein voor het station bestond voor het
grootste deel uit opstelstroken voor het autoverkeer naar Breskens.
|
|
Onder:
Het stationsgebouw heeft een (geschatte) gevellengte van zo'n
80 meter, waarmee het ongeveer een kwart korter is dan haar voorganger.
Toch lijkt het nog veel kleiner te zijn en dat komt vooral doordat
de vleugel zo ver naar achteren is verplaatst. Ook is het gebouw
aanzienlijk lager en smaller, want alleen de hoofdmassa heeft
nog ongeveer dezelfde diepte (of lengte). De ingang van het station
valt nauwelijks op. Je zou zeggen dat deze onder het fraaie en
opvallende uurwerk te vinden is, maar daar zitten vier grote raampartijen
en een deur naar het restaurant. De ingang zit dan ook wat op
een onlogische plek, in de linker topgevel. Ook het veel te grote
en rommelige plein voor het station draagt niet echt bij aan de
herkenbaarheid. Oorspronkelijk lagen hier niet minder dan elf
opstelstroken voor het veer naar Breskens. Die rijstroken zijn
inmiddels verdwenen, hier is nu een parkeerterrein. Om de reiziger
de weg naar zowel het station als de stad te wijzen zijn opvallende
golvende patronen in de bestrating aangebracht. Het is er -eerlijk
gezegd- niet echt duidelijker op geworden...
.
|
|
|
|
|
|
Onder:
Eén van de meest markante kenmerken van dit stationsgebouw
zijn de twee grote halfronde topgevels, waarmee het gebouw al
van ver herkenbaar is. De topgevels hebben een eigen verhoogde
kroonlijst en zijn aan de voorzijde aan weerszijden voorzien van
betonnen sierbollen. Bovenop de gevels zijn eveneens ornamenten
aangebracht. Opmerkelijk genoeg ontbreekt die laatste op de topgevel
boven de toegang naar de perrons. Dit is de linker gevel, met
daarin de ingang van het stationsgebouw. De beide topgevels zijn
aan de voorzijde voorzien van een beeldhouwwerk van J. Uiterwaal.
.
|
Onder:
Aan de achterzijde valt pas goed op hoe breed het stationsgebouw
is. Eigenlijk is het veel te breed in verhouding tot het achterliggende
emplacement. Dat is trouwens niet altijd zo geweest, na de oorlog
bleef een groot deel van het emplacement nog in gebruik, met name
voor het goederenvervoer en voor het opstellen van het materieel.
Met de komst van de Sloehaven kwam hieraan een einde en werd het
overgrote deel van de sporen opgebroken. Zo kon hier een groot
parkeerterrein worden aangelegd. Ook deze ziet er momentheel nogal
"oversized" uit, maar het kan er ook mee te maken hebben
dat deze foto op een zondag werd genomen...
.
|
|
|
|
|
Onder:
de monumentale ingang van
de fietsenstalling! Deze springt
er letterlijk uit, dit in grote tegenstelling tot de eigenlijke
hoofdingang. Vooral de ver uitstekende luifel, die weer naadloos
overgaat in de daklijn, is erg opvallend. De luifel wordt ondersteund
door betonnen kolommen en zijn bekroond met vierkante ornamenten.
De onderkant heeft een soort casettenplafond en twee lichtarmaturen.
Waarom van Ravesteyn deze bijzondere toegang heeft bedacht is
mij niet bekend. Misschien is het wel een verwijzing naar de
vroegere hoofdingang, die hier vlakbij was
.
|
Onder:
De westelijke vleugel staat zó ver naar achteren dat er
eigenlijk niet meer van een zij-vleugel gesproken kan worden.
De voorgevel staat dan ook zo'n beetje op de plaats waar vroeger
de perrongevel van het oude gebouw was. Deze schijnt er ook nog
altijd te staan, maar dan als binnenmuur (ik heb dit niet zelf
kunnen bekijken). Let ook op de kenmerkende zeskantige vensters
en op de boogvormige verhoging in de westelijke gevel van het
hoofddeel van het stationsgebouw.
.
|
|
|
|
|
Onder:
Zoals al aangegeven zijn er diverse kunstwerken van J. Uiterwaal
op het stationsgebouw te vinden. Uiterwaal was de "vaste"
kunstenaar, die de meeste stationsgebouwen van Van Ravesteyn
van beelden voorzag. Vergeleken met andere stationsgebouwen
van deze architect (en dan in het bijzonder de herstelde stationsgebouwen
in Gouda en Roosendaal) zijn het er beduidend minder, vier in
totaal. Hierdoor voeren ze wat minder de boventoon en oogt het
geheel wat meer in balans. Als enige zijn de kunstwerken op
dit station polychroom gebakken, oftewel: de beelden zijn voorzien
van een kleurtje. Soms heel subtiel (zoals bij de twee beelden
op de twee topgevels) en een enkele keer volledig in kleur (het
wapen van Zeeland, op de westelijke zijgevel). Het polychroom
bakken is een bijzondere techniek. Waren de beeldengroepen op
alle overige stations in gedeelten gebakken en later "in
elkaar gezet", die van Vlissingen moesten in één
geheel de oven in. De beelden zijn hierdoor nogal kostbaar geworden.
Er kleeft trouwens nog een nadeel aan de polychroom-beelden,
na 65 jaar zijn de kleuren behoorlijk vervaagd, zeker bij het
Zeeuwse wapen (rechtsonder). Maar ook de beeldengroep op de
voorgevel van de vleugel (links) is inmiddels behoorlijk van
kleur verschoten, de huidige grijze kleur was namelijk ooit
roomwit...
.
|
Onder:
Ook ín het stationsgebouw is een beeld aan te treffen.
Deze wijkt echter behoorlijk af ten opzichte van de overige kunstwerken.
Het is een abstract sculptuur, in tegenstelling tot de overige
meer figuratieve beeldhouwwerken. Bovendien is het uit brons vervaardigd,
en dus niet geboetseerd in chamotteklei. Ook is het van later
datum. Het is een kunstwerk van Philip ten Klooster en werd gemaakt
ter gelegenheid van de elektrificatie van de Zeeuwse Lijn. De
tekst op de sokkel (hier niet zichtbaar) luidt: "DOOR DE
GEMEENTEN AAN DE ZEEUWSE LIJN BIJ DE ELECTRIFICATIE AANGEBODEN.
17-4-1957".
.
|
|
|
|
|
versie: 16-02-2015 |