Home ] Terug naar periode 1945-1965 ]Vorige station ] Volgende station ]
   

 

VIERLINGSBEEK

Afkorting: Vlb
Maatschappij: Nederlandsche Spoorwegen (NS)
Type: Standaardtype Vierlingsbeek
Architect: W.B. Kloos
Bouwjaar: 1956
Gesloopt 2004
Baanvak: Nijmegen-Venlo
   
   
In het midden van de jaren vijftig van de twintigste eeuw was de wederopbouw van de spoorwegen voor het belangrijkste deel voltooid. De spoorlijnen waren weer hersteld en het rijdend materieel werd gemoderniseerd. Datzelfde gold ook voor de grote spoorknooppunten en andere belangrijke stations, ook deze waren inmiddels herbouwd of in de planning voor herstel. Nu was de tijd rijp om een aantal kleinere stations van een nieuw entreegebouw te voorzien. In de meeste gevallen betrof het een klein station of een (voorstads)halte waarvan de accommodatie werd verbeterd, in een enkel geval vervanging van een door de Oorlog verwoest stationsgebouw. Tot die laatste categorie behoorde Vierlingsbeek.
Het Noord-Brabantse Vierlingsbeek, gelegen in het Land van Cuijk, was ooit een zelfstandige gemeente maar is sinds 1998 onderdeel van de gemeente Boxmeer. Het dorp kent een lange en bewogen geschiedenis. In 1883 kreeg Vierlingsbeek haar eerste station, met een stationsgebouw dat identiek was aan dat van Cuijk. Ook het station kent een bewogen geschiedenis, zo werd het in 1938 -samen met de stations Meerlo-Tienray, Mook-Middelaar en Grubbenvorst-Lottum- gesloten voor het reizigersvervoer. Maar twee jaar later werden de stations Vierlingsbeek en Meerlo-Tienray weer heropend, daags voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Voor station Meerlo-Tienray was die heropening van korte duur, maar "Vierlingsbeek" bleek wel een blijvertje, al verloor het tijdens die oorlog wel haar oorspronkelijke stationsgebouw. Die ging zeer waarschijnlijk verloren tijdens de Slag om Overloon, najaar 1944. Op 5 oktober van dat jaar namen geallieerde gevechtsvliegtuigen het kasteeltje "de Hattert", dat op slechts enkele honderden meters afstand van het station stond, onder vuur. In de tuin bleek namelijk een 88mm FLAK te staan, een bekend en berucht type Duits luchtafweerkanon én antitankgeschut. De Hattert werd compleet verwoest en ook het stationsgebouw raakte onherstelbaar beschadigd. Beiden zouden niet meer herbouwd worden, re restanten van het stationsgebouw werden kort na de bevrijding gesloopt. In afwachting van een nieuw exemplaar werd volstaan met een noodgebouw, deze zou uiteindelijk tot 1956 dienstdoen…
Zoals al aangeven was Vierlingsbeek niet het enige kleinere station dat in aanmerking kwam voor een nieuw stationsgebouw, er waren nog meer plekken waar op (korte) termijn vervangende nieuwbouw werd gepland. Omdat het om vergelijkbare stations ging werd al snel besloten om -voor het eerst sinds ruim een halve eeuw- een serie stationsgebouwen volgens een standaardontwerp te realiseren. De vaste architect K. van der Gaast was in die tijd druk met een aantal grote projecten, om die reden werd het ontwerpen van deze serie gebouwen min of meer uitbesteed aan ingenieur W.B. Kloos, die eigenlijk een stedenbouwkundige was. W.B. Kloos begon zijn carrière bij de "Rijksdienst voor het Nationale Plan", een soort voorloper van het huidige Planbureau voor de Leefomgeving. Na de Tweede Wereldoorlog ging Kloos voor de NS werken en hield zich vooral bezig met grootschalige stedenbouwkundige reconstructies, zoals in Leiden, Eindhoven, Rotterdam en Venlo. Maar rond het midden van de jaren vijftig moest Kloos het om gezondheidsredenen rustiger aan gaan doen. Het ontwerpen van deze serie stations zou zijn laatste project worden. De totstandkoming van een aantal van deze stations zou hij niet meer meemaken, W.B. Kloos overleed in 1960.
Tussen 1956 en 1965 werden twaalf van dergelijke stationsgebouwen gebouwd. Het nieuwe stationsgebouw van Vierlingsbeek kwam in 1956 als eerste gereed, om die reden heet het gebouwtype officieel "Staandaardgebouw type Vierlingsbeek", al wordt de benaming "type Kloos" ook nog wel gebruikt. Het woord "standaard" is hierbij trouwens een ruim begrip, het formaat, de indeling, het materiaalgebruik en zelfs de basisconstructie verschilde nog wel eens. Bij de eerste twee én de laatste twee gebouwde exemplaren werden betonportalen gebruikt, bij de rest waren het betonnen liggers rustend op penanten. Een gebouw bestond uit vier tot zes portalen of liggers, altijd op dezelfde onderlinge afstand. Hierdoor werd het gebouw in drie tot vijf segmenten verdeeld. Op die liggers rust een breed uitkragend dak, daaronder gemetselde wanden en veel glas. De constructie lijkt heel erg op de methode die Van der Gaast gebruikt, evenals het veelvuldig gebruik van "Kwaaitaalelementen". Heeft Van der Gaast met het maken van het basisontwerp soms een handje geholpen..?
Het stationsgebouw van Vierlingsbeek bestond uit vijf segmenten. In de middelste was het plaatskaartenkantoor. Rechts daarvan waren respectievelijk de hal en de wachtruimte, aan de linkerkant een bagageafdeling en wat dienstruimten. Helemaal aan de linkerkant waren twee toiletruimten, ieder met eigen deur in de zijgevel. De plek waar de wachtruimte zich bevond was makkelijk herkenbaar doordat de gesloten gevel wat naar voren versprong. Ook was hier een gemetselde schoorsteen, die wat hoger was dan de rest van het gebouw (dit gold voor alle stationsgebouwen van dit type). Bij dit gebouw was die schoorsteen opvallend smal, bij een aantal latere exemplaren werd de aanzienlijk breder. Ook aan de perronzijde versprong de gevel, hier zelf iets verder dan aan de straatkant. Hier was die uitbouw in het plaatskaartenkantoor en bestonden de wanden voornamelijk uit glas. De reden hiervoor was simpel, hier stond vroeger een bloktoestel voor de bediening van de seinen en wissels.
Het stationsgebouw heeft tot en met de zomer van 1997 dienstgedaan. De opkomst van de kaartautomaat zorgde ervoor dat de loketfunctie werd opgeheven en het gebouw leeg kwam te staan. Pogingen om het te verhuren leverden niets op, mogelijk door de wat afstandelijke ligging ten opzichte van het dorp, het station bevindt zich enkele honderden meters buiten de dorpskern. Wellicht speelde het relatief geringe reizigersaanbod (Vierlingsbeek is veruit het rustigste station op de lijn Nijmegen-Venlo) ook een rol. Hoe het ook zij, acties om het gebouw te behouden mislukten. In het najaar van 2004 ging de naamgever van dit type stationsgebouw helaas tegen de vlakte…
 
Boven en onder: Het stationsgebouw van Vierlingsbeek, in de nadagen van haar bestaan. Dit was het tweede stationsgebouw van dit Brabantse dorp en de allereerste van een serie van twaalf stationsgebouwen die tussen 1956 en 1965 werden gebouwd. Om die reden wordt de serie officieel aangeduid als "Standaardgebouw type Vierlingsbeek", maar in spoorkringen wordt nogal eens van het "Type Kloos" of simpelweg "Kloosje" gesproken. Dat is uiteraard een directe verwijzing naar de architect van deze gebouwen, ingenieur W.B. Kloos. Alhoewel het een serie stationsgebouwen ging die volgens een standaardontwerp waren gebouwd, verschilden ze onderling. Zo zijn er verschillende formaten, de kleinste (Wijlre) is bijna de helft korter dam de grootste gebouwem (waaronder dit exemplaar). Bij die kleinere gebouwen ontbrak de bagageruimte. Ook is de indeling niet overal hetzelfde, bij Vierlingsbeek was het plaatskaartenkantoor in het midden, bij enkele andere gebouwen was deze aan de zijkant. Ook is de schoorsteen bij een aantal gebouwen veel breder. Wat alle gebouwen gemeen hebben is dezelfde strikte maatvoering, waardoor ze in duidelijke segmenten zijn te verdelen. En ze hebben allemaal een plat dak, dat uit "Kwaaitaal-elementen" bestaat. Overigens zijn van die twaalf gebouwen inmiddels vijf (waaronder Vierlingsbeek) gesloopt...
.
 
 
 
 
 
 
 
Onder: Het eerste stationsgebouw van Vierlingsbeek was ook een voorbeeld van seriebouw. Er werden namelijk vijf van dergelijke stations gebouwd, allen aan de lijn Nijmegen-Venlo. De andere vier waren Mook-Middelaar, Cuijk, Meerlo-Tienray en Grubbenvorst-Lottum. Het gebouw in Cuijk en het voormalige stationsgebouw Meerlo-Tienray zijn de enige twee die zijn overgebleven..
.
Onder: Het trieste restant van het eerste stationsgebouw. Het ging verloren tijdens de Slag om Overloon, najaar 1944. Deze slag, ook wel "Operatie Aintree" genoemd, volgde op de desastreus verlopen operatie Market Garden en diende om het gebied tussen de Peel en de Maas te veroveren op de Duitsers. Het werd ook wel "de enige tankslag van Nederland" genoemd, maar een echte tankslag is het nooit geweest. De gevolgen waren niettemin groot; Overloon werd bijna helemaal verwoest en ook in plaatsen als Vierlingsbeek en Venray was de schade enorm…
.
 
 
Onder: Het (toen nog) gloednieuwe stationsgebouw, met op het dak in losse letters de stationsnaam. Daaronder -dat is hier niet te zien- staat op de twee balkkoppen boven de ingang het bouwjaar. De letters verdwenen waarschijnlijk ergens in de jaren zeventig, om zo plaats te maken voor een lichtbak met het NS-logo. Voor de rest is het gebouw in haar bestaan eigenlijk nauwelijks veranderd...
.
Onder: Een kijkje in het plaatskaartenkantoor, gezien vanuit de uitbouw aan de perronzijde. Behalve lokettist was de beambte ook verantwoordelijk voor de bediening van de overweg (middels het windwerk aan de linkerkant) en de seinen en wissels, door middel van het bloktoestel aan de rechterkant. Overigens heeft die klassieke beveiliging in dit gebouw maar kort dienstgedaan, in 1960 werd deze gemoderniseerd...
.
 
 
Onder: Deze foto werd in april 2016 gemaakt, vanaf ongeveer dezelfde plek als de foto hierboven. Het verschil is overduidelijk; waar voorheen het stationsgebouw was is nu slechts één van de fietsenstallingen en een lichtbak. Die lichtbak draagt hier nog het Veolia-logo. Veolia nam in december 2006 de exploitatie van de Maaslijn over van NS. Sinds december 2016 rijdt Arriva op de Maaslijn...
.
Onder: Station Vierlingsbeek heeft al sinds oudsher twee perrons die in een zogenoemde bajonetligging zijn geplaatst. Normaal gesproken worden dergelijke perrons gescheiden door een drukke overweg, maar hier is dit alleen het (beveiligde) overpad naar het tweede perron. Ook in Cuijk en Boxmeer is een dergelijke constructie toegepast. Helemaal aan de rechterkant is nog net een stukje van de vroegere baanwachterswoning (bouwjaar: 1948) te zien.
.
 
 
Onder: Staande op de uiteinden van de perrons, in dit geval het zuidelijke perron voor de richting Venlo (Spoor 2), is goed te zien dat het station in een bocht is gesitueerd. Daardoor is het andere perron hiervandaan niet of nauwelijks te zien. Die perrons hebben ieder een lengte van bijna 200 meter, opvallend lang voor het formaat station. Aan de linkerkant was vroeger de laad/losplaats en er waren enkele goederensporen. Het goederenvervoer op dit station is echter al heel lang verleden tijd…
.
 
 
 

 

  Free counter and web stats versie: 18-06-2018