|
|
VIERLINGSBEEK
Afkorting: |
Vlb |
|
Maatschappij: |
Nederlandsche
Spoorwegen (NS) |
Type: |
Standaardtype
Vierlingsbeek |
Architect: |
W.B. Kloos |
Bouwjaar:
|
1956 |
Gesloopt |
2004 |
Baanvak: |
Nijmegen-Venlo |
|
|
|
|
In
het midden van de jaren vijftig van de twintigste eeuw was de wederopbouw
van de spoorwegen voor het belangrijkste deel voltooid. De spoorlijnen
waren weer hersteld en het rijdend materieel werd gemoderniseerd.
Datzelfde gold ook voor de grote spoorknooppunten en andere belangrijke
stations, ook deze waren inmiddels herbouwd of in de planning voor
herstel. Nu was de tijd rijp om een aantal kleinere stations van een
nieuw entreegebouw te voorzien. In de meeste gevallen betrof het een
klein station of een (voorstads)halte waarvan de accommodatie werd
verbeterd, in een enkel geval vervanging van een door de Oorlog verwoest
stationsgebouw. Tot die laatste categorie behoorde Vierlingsbeek.
Het Noord-Brabantse Vierlingsbeek, gelegen in het Land van Cuijk,
was ooit een zelfstandige gemeente maar is sinds 1998 onderdeel van
de gemeente Boxmeer. Het dorp kent een lange en bewogen geschiedenis.
In 1883 kreeg Vierlingsbeek haar eerste station, met een stationsgebouw
dat identiek was aan dat van Cuijk. Ook het station kent een bewogen
geschiedenis, zo werd het in 1938 -samen met de stations Meerlo-Tienray,
Mook-Middelaar en Grubbenvorst-Lottum- gesloten voor het reizigersvervoer.
Maar twee jaar later werden de stations Vierlingsbeek en Meerlo-Tienray
weer heropend, daags voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.
Voor station Meerlo-Tienray was die heropening van korte duur, maar
"Vierlingsbeek" bleek wel een blijvertje, al verloor het
tijdens die oorlog wel haar oorspronkelijke stationsgebouw. Die ging
zeer waarschijnlijk verloren tijdens de Slag om Overloon, najaar 1944.
Op 5 oktober van dat jaar namen geallieerde gevechtsvliegtuigen het
kasteeltje "de Hattert", dat op slechts enkele honderden
meters afstand van het station stond, onder vuur. In de tuin bleek
namelijk een 88mm FLAK te staan, een bekend en berucht type Duits
luchtafweerkanon én antitankgeschut. De Hattert werd compleet
verwoest en ook het stationsgebouw raakte onherstelbaar beschadigd.
Beiden zouden niet meer herbouwd worden, re restanten van het stationsgebouw
werden kort na de bevrijding gesloopt. In afwachting van een nieuw
exemplaar werd volstaan met een noodgebouw, deze zou uiteindelijk
tot 1956 dienstdoen
Zoals al aangeven was Vierlingsbeek niet het enige kleinere station
dat in aanmerking kwam voor een nieuw stationsgebouw, er waren nog
meer plekken waar op (korte) termijn vervangende nieuwbouw werd gepland.
Omdat het om vergelijkbare stations ging werd al snel besloten om
-voor het eerst sinds ruim een halve eeuw- een serie stationsgebouwen
volgens een standaardontwerp te realiseren. De vaste architect K.
van der Gaast was in die tijd druk met een aantal grote projecten,
om die reden werd het ontwerpen van deze serie gebouwen min of meer
uitbesteed aan ingenieur W.B. Kloos, die eigenlijk een stedenbouwkundige
was. W.B. Kloos begon zijn carrière bij de "Rijksdienst
voor het Nationale Plan", een soort voorloper van het huidige
Planbureau voor de Leefomgeving. Na de Tweede Wereldoorlog ging Kloos
voor de NS werken en hield zich vooral bezig met grootschalige stedenbouwkundige
reconstructies, zoals in Leiden, Eindhoven, Rotterdam en Venlo. Maar
rond het midden van de jaren vijftig moest Kloos het om gezondheidsredenen
rustiger aan gaan doen. Het ontwerpen van deze serie stations zou
zijn laatste project worden. De totstandkoming van een aantal van
deze stations zou hij niet meer meemaken, W.B. Kloos overleed in 1960.
Tussen 1956 en 1965 werden twaalf van dergelijke stationsgebouwen
gebouwd. Het nieuwe stationsgebouw van Vierlingsbeek kwam in 1956
als eerste gereed, om die reden heet het gebouwtype officieel "Staandaardgebouw
type Vierlingsbeek", al wordt de benaming "type Kloos"
ook nog wel gebruikt. Het woord "standaard" is hierbij trouwens
een ruim begrip, het formaat, de indeling, het materiaalgebruik en
zelfs de basisconstructie verschilde nog wel eens. Bij de eerste twee
én de laatste twee gebouwde exemplaren werden betonportalen
gebruikt, bij de rest waren het betonnen liggers rustend op penanten.
Een gebouw bestond uit vier tot zes portalen of liggers, altijd op
dezelfde onderlinge afstand. Hierdoor werd het gebouw in drie tot
vijf segmenten verdeeld. Op die liggers rust een breed uitkragend
dak, daaronder gemetselde wanden en veel glas. De constructie lijkt
heel erg op de methode die Van der Gaast gebruikt, evenals het veelvuldig
gebruik van "Kwaaitaalelementen". Heeft Van der Gaast met
het maken van het basisontwerp soms een handje geholpen..?
Het stationsgebouw van Vierlingsbeek bestond uit vijf segmenten. In
de middelste was het plaatskaartenkantoor. Rechts daarvan waren respectievelijk
de hal en de wachtruimte, aan de linkerkant een bagageafdeling en
wat dienstruimten. Helemaal aan de linkerkant waren twee toiletruimten,
ieder met eigen deur in de zijgevel. De plek waar de wachtruimte zich
bevond was makkelijk herkenbaar doordat de gesloten gevel wat naar
voren versprong. Ook was hier een gemetselde schoorsteen, die wat
hoger was dan de rest van het gebouw (dit gold voor alle stationsgebouwen
van dit type). Bij dit gebouw was die schoorsteen opvallend smal,
bij een aantal latere exemplaren werd de aanzienlijk breder. Ook aan
de perronzijde versprong de gevel, hier zelf iets verder dan aan de
straatkant. Hier was die uitbouw in het plaatskaartenkantoor en bestonden
de wanden voornamelijk uit glas. De reden hiervoor was simpel, hier
stond vroeger een bloktoestel voor de bediening van de seinen en wissels.
Het stationsgebouw heeft tot en met de zomer van 1997 dienstgedaan.
De opkomst van de kaartautomaat zorgde ervoor dat de loketfunctie
werd opgeheven en het gebouw leeg kwam te staan. Pogingen om het te
verhuren leverden niets op, mogelijk door de wat afstandelijke ligging
ten opzichte van het dorp, het station bevindt zich enkele honderden
meters buiten de dorpskern. Wellicht speelde het relatief geringe
reizigersaanbod (Vierlingsbeek is veruit het rustigste station op
de lijn Nijmegen-Venlo) ook een rol. Hoe het ook zij, acties om het
gebouw te behouden mislukten. In het najaar van 2004 ging de naamgever
van dit type stationsgebouw helaas tegen de vlakte
|
|
|
Boven
en onder: Het stationsgebouw van Vierlingsbeek, in de nadagen
van haar bestaan. Dit was het tweede stationsgebouw van dit Brabantse
dorp en de allereerste van een serie van twaalf stationsgebouwen
die tussen 1956 en 1965 werden gebouwd. Om die reden wordt de
serie officieel aangeduid als "Standaardgebouw type Vierlingsbeek",
maar in spoorkringen wordt nogal eens van het "Type Kloos"
of simpelweg "Kloosje" gesproken. Dat is uiteraard een
directe verwijzing naar de architect van deze gebouwen, ingenieur
W.B. Kloos. Alhoewel het een serie stationsgebouwen ging die volgens
een standaardontwerp waren gebouwd, verschilden ze onderling.
Zo zijn er verschillende formaten, de kleinste (Wijlre) is bijna
de helft korter dam de grootste gebouwem (waaronder dit exemplaar).
Bij die kleinere gebouwen ontbrak de bagageruimte. Ook is de indeling
niet overal hetzelfde, bij Vierlingsbeek was het plaatskaartenkantoor
in het midden, bij enkele andere gebouwen was deze aan de zijkant.
Ook is de schoorsteen bij een aantal gebouwen veel breder. Wat
alle gebouwen gemeen hebben is dezelfde strikte maatvoering, waardoor
ze in duidelijke segmenten zijn te verdelen. En ze hebben allemaal
een plat dak, dat uit "Kwaaitaal-elementen" bestaat.
Overigens zijn van die twaalf gebouwen inmiddels vijf (waaronder
Vierlingsbeek) gesloopt...
.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Onder:
Het eerste stationsgebouw van Vierlingsbeek was ook een voorbeeld
van seriebouw. Er werden namelijk vijf van dergelijke stations
gebouwd, allen aan de lijn Nijmegen-Venlo. De andere vier waren
Mook-Middelaar, Cuijk, Meerlo-Tienray en Grubbenvorst-Lottum.
Het gebouw in Cuijk en het voormalige stationsgebouw Meerlo-Tienray
zijn de enige twee die zijn overgebleven..
.
|
Onder:
Het trieste restant van het eerste stationsgebouw. Het ging verloren
tijdens de Slag om Overloon, najaar 1944. Deze slag, ook wel "Operatie
Aintree" genoemd, volgde op de desastreus verlopen operatie
Market Garden en diende om het gebied tussen de Peel en de Maas
te veroveren op de Duitsers. Het werd ook wel "de enige tankslag
van Nederland" genoemd, maar een echte tankslag is het nooit
geweest. De gevolgen waren niettemin groot; Overloon werd bijna
helemaal verwoest en ook in plaatsen als Vierlingsbeek en Venray
was de schade enorm
.
|
|
|
|
|
Onder:
Het (toen nog) gloednieuwe stationsgebouw, met op het dak in losse
letters de stationsnaam. Daaronder -dat is hier niet te zien-
staat op de twee balkkoppen boven de ingang het bouwjaar. De letters
verdwenen waarschijnlijk ergens in de jaren zeventig, om zo plaats
te maken voor een lichtbak met het NS-logo. Voor de rest is het
gebouw in haar bestaan eigenlijk nauwelijks veranderd...
.
|
Onder:
Een kijkje in het plaatskaartenkantoor, gezien vanuit de uitbouw
aan de perronzijde. Behalve lokettist was de beambte ook verantwoordelijk
voor de bediening van de overweg (middels het windwerk aan de
linkerkant) en de seinen en wissels, door middel van het bloktoestel
aan de rechterkant. Overigens heeft die klassieke beveiliging
in dit gebouw maar kort dienstgedaan, in 1960 werd deze gemoderniseerd...
.
|
|
|
|
|
Onder:
Deze foto werd in april 2016 gemaakt, vanaf ongeveer dezelfde
plek als de foto hierboven. Het verschil is overduidelijk; waar
voorheen het stationsgebouw was is nu slechts één
van de fietsenstallingen en een lichtbak. Die lichtbak draagt
hier nog het Veolia-logo. Veolia nam in december 2006 de exploitatie
van de Maaslijn over van NS. Sinds december 2016 rijdt Arriva
op de Maaslijn...
.
|
Onder:
Station Vierlingsbeek heeft al sinds oudsher twee perrons die
in een zogenoemde bajonetligging zijn geplaatst. Normaal gesproken
worden dergelijke perrons gescheiden door een drukke overweg,
maar hier is dit alleen het (beveiligde) overpad naar het tweede
perron. Ook in Cuijk en Boxmeer is een dergelijke constructie
toegepast. Helemaal aan de rechterkant is nog net een stukje van
de vroegere baanwachterswoning (bouwjaar: 1948) te zien.
.
|
|
|
|
|
Onder:
Staande op de uiteinden van de perrons, in dit geval het
zuidelijke perron voor de richting Venlo (Spoor 2), is goed
te zien dat het station in een bocht is gesitueerd. Daardoor
is het andere perron hiervandaan niet of nauwelijks te zien.
Die perrons hebben ieder een lengte van bijna 200 meter,
opvallend lang voor het formaat station. Aan de linkerkant
was vroeger de laad/losplaats en er waren enkele goederensporen.
Het goederenvervoer op dit station is echter al heel lang
verleden tijd
.
|
|
|
|
|
versie: 18-06-2018 |