De vorming
van de stad Tilburg begon aan het eindevan de negentiende eeuw, in die tijd begon
ook een explosieve groei. Telde de gemeente rond 1850 nog geen 15.00 inwoners,
vijftig jaar later al gestegen naar zo'n 40.000. Maar in de eerste helft van de
twintigste eeuw ging het pas echt hard, in amper veertig jaar tijd kwamen er meer
dan 50.000 inwoners bij. Die explosieve bevolkingsgroei was uiteraard in de eerste
plaats te danken aan de industrie, en dan met name de textielindustrie. In totaal
zijn er bijna zeventig fabrieken geweest, raar tienduizenden mensen hun brood
verdienden. Maar ook de lederindustrie en de productie van levensmiddelen waren
hier goed vertegenwoordigd. En dan was er ook nog de Centrale Werkplaats van de
Staatsspoorwegen en later de \NS, in de volksmond "D'n Atelier" genoemd..
Deze was in haar hoogtijdagen zelfs de grootste werkgever van Tilburg. De groei
van de stad bracht ook de nodige problemen met zich mee, vooral op verkeerstechnisch
gebied. Een Algemeen Uitbreidingsplan moest helpen om van Tilburg een samenhangende
stad te maken. Eén van de ideeën hierbij was om het station, het complete
emplacement en de werkplaats te verplaatsen naar de zuidoostelijke rand van de
stad. Een brede verbindingsweg zou dan op de plaats van het spoor worden aangelegd.
Met name de diverse overwegen -en dan vooral die bij het station- zorgden op gezette
tijden voor flinke opstoppingen. Om het leed enigszins te verzachten waren de
twee drukste overwegen al in 1893 van voetgangersbruggen voorzien, maar daar had
het overige verkeer uiteraard weinig aan. Uiteraard ging het verplaatsen van het
station niet door en ook latere plannen, zoals het vervangen van overwegen door
tunnels of viaducten, vonden geen doorgang. Tilburg zou nog jarenlang blijven
tobben met haar overwegen
Pas na de Tweede Wereldoorlog werd een nieuwe
poging gedaan om Tilburg van haar verkeersproblematiek te helpen. Er werd opnieuw
aan een plan voor verbeteringen gewerkt, ditmaal mede door A. Komter, die in die
tijd ook aan het wederopbouwplan voor Almelo werkte. Opnieuw stonden de verkeerstechnische
problemen centraal. Zo moest er een nieuwe "Cityring" worden aangelegd,
met brede lanen. Ook het ophogen van het spoor kwam weer eens ter sprake, maar
daar werd opnieuw van afgezien. Wel onderging het station andermaal een flinke
verbouwing. Zo werd -opmerkelijk genoeg- een perrontunnel aangelegd en kwam er
tussen de twee perrons een extra spoor. Aan het einde van de jaren vijftig werd
de aansluiting van het spoor naar Belgie zo'n 2,5 kilometer naar het westen verlegd.
Alhoewel het spoorlijntje een marginaal bestaan kende, speelde het kennelijk nog
een dusdanige rol in het goederenvervoer dat het de kosten van die verplaatsing
nog waard werd bevonden. Het vroegere tractiedepot, dat ingeklemd tussen de oude
aansluiting en het hoofdspoor lag, werd volledig opgebroken en omgebouwd tot goederenemplacement.
Hiermee werd de druk op de twee beruchtste overwegen enigszins verlicht. Deze
werkzaamheden, welke in 1957 begonnen, bleken de voorbode te zijn van de langverwachte
spoorverhoging. In datzelfde jaar werd de bijzonder ambitieuze burgemeester Becht
geïnstalleerd, waardoor er veel in Tilburg veranderde. Letterlijk, want deze
burgemeester hield er de weinig vleiende bijnaam "Cees de Sloper" aan
over. Het is aan de andere kant mede aan dezelfde Becht te danken dat Tilburg
haar huidige, bijzondere station kreeg... | (ansichtkaart) . Boven:
Zoals op de vorige pagina al aangegeven heeft het eerste stationsgebouw in de
bijna 100 jaar van haar bestaan diverse gedaanten gekend. Zo zag het gebouw er
na 1917 uit. Het zou tot de afbraak in grote lijnen dit uiterlijk behouden, al
kreeg het in 1950 nog een extra aanbouw. (zie ook de volgende afbeelding) Dit
is dan ook de "uitvoering" dat het langst heeft bestaan. Werd bij de
eerdere verbouwingen nog getracht om -min of meer- de bouwstijl van het oorspronkelijke
gebouw te respecteren, bij de laatste toevoegingen werd daar duidelijk van afgeweken... .
|