Alhoewel
Tilburg een zeer lange geschiedenis heeft is de stad zoals we het nu kennen nog
betrekkelijk jong, pas in 1809 werd het als stad erkend. Het is ooit ontstaan
uit meerdere buurtschappen (de zogenoemde herdgangen) die langzamerhand samensmolten.
Zo'n herdgang was feitelijk een driehoekig plein waar enkele weggetjes op aansloten.
Langs die weggetjes ontstond bebouwing, waardoor op den duur een stelsel van bebouwing
ontstond. Die driehoekige pleinen (Heuvel, Wilhenminapark, Hasseltplein, enz.)
zijn nog altijd zeer kenmerkend voor Tilburg. Anders dan traditionele steden is
er dus geen historische kern, van waaruit de stad verder werd uitgebouwd. Het
gebied was vooral agrarisch, waarbij opvallend veel schapen werden gehouden. De
wol van die schapen vormde de basis voor de latere textielindustrie in dit deel
van Noord Brabant en Tilburg in het bijzonder. Naast de boerderijen ontstonden
al snel de eerste weverswoningen. Die typische woningen zijn nog op diverse plekken
in Tilburg te vinden. Het spinnen en weven zou vanaf de negentiende eeuw steeds
meer worden geconcentreerd in fabrieken, zodoende werd de basis voor het huidige
Tilburg gelegd. De aanleg van het spoor versterkte deze ontwikkelingen. Toch
duurde het nog enige tijd voordat deze een feit was. Toen Roosendaal en Breda
al respectievelijk in 1854 en 1855 een spoorverbinding kregen leek het slechts
een kwestie van tijd voordat deze naar de opkomende industriessteden Tilburg,
Eindhoven en Helmond zou worden doorgetrokken. Maar het liep anders. Pas nadat
in 1860 de Spoorwegwet werd aangenomen kwam er schot in de zaak. In deze wet werd
opdracht gegeven tot de aanleg van tien nieuwe spoorlijnen, waaronder één
vanaf Breda naar Maastricht, via Tilburg, Eindhoven, Venlo en Roermond. De spoorlijn
werd aangeduid als Staatslijn E. In Tilburg was het -dankzij de weinig samenhangende
bebouwing- niet moeilijk om de spoorlijn in het hart van het stadje aan te leggen.
Dit had echter ook een keerzijde; de stad-in-wording werd vanaf dat moment definitief
in tweeën gedeeld. Desalniettemin was het in het najaar van 1863 groot feest
in Tilburg, toen het eerste deel van de Staatslijn in gebruik werd genomen en
het station haar deuren opende. Het stationsgebouw was een standaardgebouw van
het type 3e klasse, de allereerste van dat type dat werd gebouwd. Een opvallend
royaal stationsgebouw, zeker gezien de grootte van de plaats destijds. Toch was
het gebouw kennelijk niet groot genoeg, want al in 1870 onderging het haar eerste
grote verbouwing. De zijvleugels werden wat breder en ook het centrale deel werd
vergroot. Hier werd een extra voorbouw tegen het gebouw geplaatst. In de jaren
ervoor was de Staatslijn vanuit Tilburg doorgetrokken naar Boxtel, Eindhoven en
Maastricht. Ook was in 1867 een spoorverbinding naar het Belgische Turnhout in
gebruik genomen, aangelegd door de Grand Central Belge. Station Tilburg kreeg
zodoende een internationaal tintje, al is het nooit een internationaal station
geweest
Vanaf 1881 werd Tilburg ook voor het binnenlandse treinverkeer
een knooppunt, dankzij de ingebruikname van de spoorlijn naar Nijmegen. Al snel
moest het emplacement worden uitgebreid. Daarbij kreeg de trein naar België
een eigen, smal perronnetje. Ook kwam er een apart perron voor militairen. Dat
laatste was best wel opmerkelijk, aangezien Tilburg toen geen garnizoensstad was.
Enige jaren later was het stationsgebouw weer aan de beurt. Ditmaal kregen de
zijvleugels forse eindgebouwen, waardoor het vloeroppervlak bijna werd verdubbeld.
Van het oorspronkelijke gebouw was -voor wat betreft de voorgevel- alleen nog
de bovenverdieping van het middendeel nog origineel. En ook daar zou verandering
in komen. Rond 1914 werd het stationsgebouw andermaal onder handen genomen. Nu
werd de bovenverdieping van het middendeel naar voren doorgetrokken, zodat deze
aansloot bij de ingang. Opvallend genoeg werd ook nu weer de bouwstijl van het
oorspronkelijke gebouw (min of meer) gerespecteerd, iets wat ook al bij de verbouwing
van 1890 werd gedaan. Nu werden zoveel mogelijk onderdelen van het oude gebouw
hergebruikt of nagemaakt, zoals de vensterkozijnen en de kroonlijst. Het uurwerk
kreeg opnieuw een halfronde omlijsting. Maar vrijwel direct na deze verbouwing
bleek de hal alweer te klein. Daarom werd er rond het jaar 1917 opnieuw een voorbouw
aan het centrale middendeel toegevoegd. Kennelijk moest het dit keer zo voordelig
mogelijk, dit keer was de bouwstijl totaal afwijkend... |
. Boven
en onder: Twee ansichtkaarten met daarop hetzelfde stationsgebouw. De afbeelding
hierboven toont het gebouw zoals het tussen 1890 en 1914 uitzag en hieronder in
haar gedaante na de verbouwing van 1914. Ooit was dit het allereerste stationsgebouw
van dit type dat gereedkwam, het was trouwens ook de eerste dat werd gesloopt.
Het was hetzelfde type gebouw dat later ook in Alkmaar een Leeuwarden zou worden
neergezet en net als de genoemde gebouwen werd ook het Tilburgse exemplaar diverse
keren verbouwd. Desondanks bleef de oorspronkelijke vormgeving nog redelijk behouden,
maar op het laatst was alleen nog een deel van de perrongevel origineel... .
. |