Het laat
negentiende eeuwse station voldeed gedurende lange tijd uitstekend en overleefde
zelfs glansrijk de Tweede Wereldoorlog. Maar in de loop van de jaren vijftig waren
de dagen van het toenmalige station geteld. Het sterk toegenomen verkeer zorgde
voor steeds grotere problemen. Om dit in goede banen te leiden moest het spoor
in Schiedam worden verhoogd, waardoor de drukke overweg in de pal naast het station
kon komen te vervallen. De naastgelegen brug over de Schiedamse Schie werd eveneens
verhoogd en kon nu worden vervangen door een vaste oeververbinding. Het aantal
sporen tussen het station en de splitsing van de sporen naar Den Haag en Hoek
van Holland werd verdubbeld. Bovendien werden de sporen nu zo gelegd dat het treinverkeer
van en naar Den Haag en van en naar Hoek van Holland werd gescheiden, zodat het
spoor effectiever kon worden gebruikt. Ook moest er een nieuwe verkeersweg tussen
Schiedam en Rotterdam worden aangelegd. Zoals bekend werd de Rotterdamse binnenstad
in 1940 middels een volslagen zinloos terreurbombardement met de grond werd gelijkgemaakt.
Omdat niet iedereen meer terug kon keren naar het centrum moesten er diverse nieuwe
wijken uit de grond worden gestampt, zo ook in het westen van de stad. Nieuwe
ontsluitingswegen vormden daarbij de cruciale verbindingen naar het herbouwde
centrum. Eén van die nieuwe wegen werd de Westlandseweg, waarvan de naam
al heel snel werd veranderd in Horvathweg. Deze nieuwe verkeersader werd gepland
op de plek waar nu nog het spoor tussen Schiedam en Rotterdam lag. Het spoor schoof
wat naar het noorden op. Er kwam tevens een nieuw station voor Schiedam, dat ook
nu weer enkele tientallen meters werd verplaatst, ditmaal in noordwestelijke richting,
overigens. Al met al een nogal ingewikkelde operatie, maar het had wel als grote
voordeel dat het treinverkeer tijdens de werkzaamheden gewoon door kon blijven
gaan
Bij het ontwerpen van het station waren niet minder dan drie architecten
betrokken. K. van der Gaast was de hoofdarchitect en werd bij het ontwerpen van
het stationsgebouw geassisteerd door J.H. Baars, terwijl G.J. van der Grinten
de monumentale perronoverkapping bedacht. Die laatste kwam trouwens al in de herfst
van 1959 gereed, toen werden ook de drie perrons en de perrongebouwen in gebruik
genomen. Hierna kon het oude station worden gesloopt en met de bouw van het nieuwe
stationsgebouw worden begonnen. Architect Van der Gaast stond daarbij voor een
behoorlijke opgave. Het nieuwe stationsgebouw moest tussen de geplande Horvathweg
en de hoge spoordijk wordeb ingeklemd, waardoor de zichtbaarheid vanuit het centrum
werd beperkt. Een bijkomend probleem was dat de weg in een flauwe helling werd
gebouwd en het nieuwe gebouw aanzienlijk lager werd dan haar voorganger, maar
ook een stuk langer. De oprit werd hierdoor nogal benadrukt, feitelijk leek het
alsof het stationsgebouw scheef stond. Van der Gaast ontwierp daarom voor het
gebouw een uniek dak, dat bestaat uit zogenoemde hypparschalen. Zo'n schaal bestaat
feitelijk uit een vierkant vlak waarvan de twee schuin tegenoverliggende vlakken
zijn gekromd. Schiedam zou het enige stationsgebouw worden waarbij het dak uit
dergelijke schalen bestond. De vorm zou enkele jaren later nog één
keer terugkeren bij de overkapping van station Tilburg. Om de zichtbaarheid te
versterken kreeg het gebouw aan de rechterzijde een vijf etages tellende kantoortoren,
waarin kantoren en overige dienstruimten werden ondergebracht. Ook was er een
cursuslokaal. Het bouwwerk was hierdoor al van ver zichtbaar, maar het was de
vraag of men het wel als stationsgebouw herkende
Het "schalendak"
gaf de hal een uniek uiterlijk en door de vele lichtstroken was het er bijzonder
licht. Die unieke sfeer werd trouwens ook bepaald door de bijzondere zwart-wit
geblokte strook boven de loketten, waarbij in elk licht blok een donkere cirkel
was en omgekeerd. Op iedere witte cirkel (en dat waren er zo'n 25!) was een dubbele
lamp in een verchroomde armatuur aangebracht. Uniek -zeker voor die tijd- was
dat men de hal via meerdere afzonderlijke toegangen kon bereiken. Wie vanuit de
stad kwam nam de ingang onder de Horvathweg, via een lange tunnel en een trap
kwam men bij de loketten. Deze toegang werd duidelijk gemarkeerd door een reusachtige,
halve hypparschaal. Daarnaast was het gebouw ook via de Horvathweg zelf te bereiken,
deze werd gedurende enige tijd zelfs als de hoofdingang beschouwd. Ook hier was
een trap, maar nu naar beneden. De vloer van de stationshal lag namelijk wat lager
dan de Horvathweg. De overige toegangen waren in de zijgevels te vinden en ook
via de fietsenstalling was het gebouw bereikbaar. Opmerkelijk (en typisch Van
der Gaast) was de "verschoven" positie van het gebouw ten opzichte van
de perrons, de perrontunnel en de bijbehorende trappen liggen bijna bij de westelijke
uiteinden van de perrons. Niet zo handig bij een overstapstation
|
.. Boven
en onder: De bouw van het derde station verliep in meerdere fasen, zoals op deze
twee foto's is te zien. De foto hierboven werd gemaakt op 22 mei 1959. Een D-trein,,
waarschijnlijk op weg naar Hoek van Holland en getrokken door de nog vrij nieuwe
locomotief 1217, passeert het oude station. De nieuwe perrons en dito overkapping
zijn inmiddels nagenoeg gereed en zullen binnen enkele maanden in gebruik worden
genomen. De foto hieronder werd een kleine vier jaar later genomen. Op de achtergrond
is de kenmerkende kantoortoren van het nieuwe station te zien, daar voor staat
het laatste restant van het oude station. Wellicht had dit perrongebouw als tijdelijk
stationsgebouw dienstgedaan, het oude stationsgebouw was toen al enkele jaren
tevoren gesloopt. Kort na het maken van de foto ging ook het laatste deel tegen
de vlakte. .
|