Na de stationshal en de -toen nog verplichte- kaartcontrole
kon via een tunnel de perrons worden bereikt. Die tunnel is met een breedte van
zo'n 7,5 meter naar huidige maatstaven wat aan de smalle kant, maar verkeert voor
een groot deel nog in authentieke staat. Vooral het cassettenplafond valt direct
op, evenals de gebogen wanden naar de trappen. Het station beschikt over maar
liefst drie perrons, een breed eilandperron en twee smallere zijperrons. Dit lijkt
op het eerste gezicht nogal onlogisch, twee eilandperrons had meer voor de hand
gelegen, maar er zat wel degelijk een idee achter. Kennelijk was de overstap vanuit
de richting Delft naar Vlaardingen een veelgebruikte en dankzij deze opstelling
kon dit op hetzelfde perron plaatsvinden. Dat was trouwens maar goed ook, want
-zoals op de vorige pagina al aangegeven- ligt de perrontunnel zo'n beetje bij
de westelijke uiteinden van de perrons. Hierdoor kon de loopafstand bij het overstappen
vanuit de richting Vlaardingen naar Delft behoorlijk fors zijn. Daarom beschikte
het station gedurende lange tijd over een tweede tunnel, die lag bij het oostelijke
uiteinde van de perronoverkapping en kon alleen voor overstappen van het ene naar
het andere perron worden gebruikt. Halverwege de twee tunnels was zelfs een derde
onderdoorgang, die uitsluitend voor het vervoer van bagage en goederen was bedoeld.
Middels liften konden de perrons worden bereikt. Van de drie tunnels is alleen
de westelijke nog in gebruik, de beide anderen zijn al heel lang geleden dichtgemaakt.
De drie perrons zijn niet al te lang, ruim 300 meter. Daarbij zijn de perrons
die op dit moment nog worden gebruikt (langs spoor 3 en 5) een meter of twintig
langer dan de rest. Op de perrons stonden oorspronkelijk drie perrongebouwen,
de drie -allang verdwenen- stenen liftschachten van de goederenliften niet meegerekend.
Eén exemplaar staat op het noordelijke zijperron, de andere twee op het
middenperron. Daarvan is er inmiddels één verdwenen. die stond op
het middenperron, iets buiten de overkapping. Het was een dienstgebouwtje, dat
kennelijk al heel lang had leeggestaan. De twee andere perrongebouwen hadden beiden
een horecafunctie, waarbij het interieur van het gebouwtje op het middenperron
aan een volwaardig restaurantje deed denken. Het andere gebouwtje leek meer op
een soort cafetaria. De vormgeving van de beide gebouwtjes is ogenschijnlijk eenvoudig.
Maar wie goed kijkt ziet een interessant detail; de basis wordt gevormd door een
uitwendig frame, dat uit een soort portaalspanten bestaat. Die spanten gaan zelfs
om het dak heen, het V-vormige dak hangt er zelfs letterlijk aan. Het is een type
constructie dat nog een paar keer zou terugkeren, denk hierbij aan stations als
Zwijndrecht en Tilburg. Beide gebouwtjes hebben al heel lang geen horecafunctie
meer. Ze schijnen onlangs te zijn opgeknapt, waarbij in de gebouwen wachtruimten
zijn gecreëerd. Bij dit station werd voor het eerst in jaren de perronoverkapping
weer een essentieel onderdeel van het station. Na jarenlang alleen maar te hebben
volstaan met luifels boven de perrons (uitgezonderd de stations van Leiden en
Eindhoven, beiden gebouwd in 1953) werd de overkapping weer de grote blikvanger.
De overkapping in Schiedam is bijna 135 meter lang en zo'n 50 meter breed. De
basis hiervan wordt gevormd door slechts vier grote X-vormige staanders, die op
het middenperron staan. Daarop rust -met de punt naar beneden- een enorme driehoek-vormige
hoofdligger, waaraan de dwarsliggers zijn gemonteerd. Die rusten bij de uiteinden
op pendelkolommen, waaraan over de volle lengte glaswanden zijn bevestigd. Aan
weerszijden van de hoofdligger zijn eveneens forse lichtstroken zijn aangebracht,
waardoor er veel daglicht is op de perrons. Het dak van de overkapping bestaat
uit casettenplaten van lichtbeton, dezelfde platen die ook op de plafond van de
perrontunnel zijn aangebracht. Het gebruik van (licht)beton voor een perronoverkapping
is in ons land bepaald niet gebruikelijk, en al helemaal niet in combinatie met
een staalconstructie. Die constructie werd trouwens gebouwd door de firma De Vries
Robbé uit Gorinchem. Voor architect G.J. van der Grinten, die deze bijzondere
overkapping ontwierp, was dit zijn laatste bijdrage voor de NS. Hij werd buitengewoon
hoogleraar "Industriële Vormgeving" aan de TU Delft
|
. Boven
en onder: De perrons met de perronoverkapping, hierboven op een foto uit 2019
en hieronder zoals het er kort na de opening, zo'n zestig jaar eerder, uitzag.
Dit is het oudste deel van het station en werd al in september 1959 in gebruik
genomen. Dankzij de bijzondere constructie van de overkapping ogen de perrons
zeer overzichtelijk. Opvallend genoeg waren de perrons vroeger wat voller dan
tegenwoordig het geval is. Zo stond op ieder perron een stenen bouwwerkje, dit
waren de liftschachten van de goederenliften. Ook was op ieder perron een tweede
trap naar een extra perrontunnel en stonden er op het middenperron een tweede
perrongebouw en een telefooncel. Allemaal zaken die allang verdwenen zijn... .
|