Het stationsgebouw van Leeuwarden is oorspronkelijk
een waterstaatstation van het type 3e klasse. Het werd ongeveer
gelijktijdig met die van Harlingen en Alkmaar gebouwd. Maar al vrij
snel na de opening bleek het station te krap bemeten en moest het
worden uitgebreid.
Rond 1868 werden de zijvleugels verlengd en verbreed. Hierdoor stonden
ze zijvleugels behoorlijk naar voren ten opzicht van het middendeel.
Door middel van een grote luifel boven de ingang werd dit gemaskeerd.
De grootste verandering van het station vond plaats rond 1890, als
Leeuwarden een belangrijk spoorwegknooppunt wordt. Er werd een enorm
groot perron aangelegd met 5 kopsporen en een langspoor. Op dit
perron werden diverse houten perrongebouwtjes gebouwd in art-nouveau
stijl. Het perron wordt overdekt door twee perronkappen. Hierdoor
lijkt het perron op een groot binnenplein. Deze perronkappen, met
de kenmerkende sikkelvormige spanten, zijn één van
de allerlaatste gietijzeren kappen die in Nederland zijn gebouwd,
en is de enig overgebleven kap in haar soort. Ook het stationsgebouw
wordt gewijzigd. Tegen de zijleugels komen eindgebouwen en de grote
luifel boven de ingang maakt plaats voor een voorbouw, zodat het
middendeel en de vleugels weer (min of meer) op één
lijn komen te staan.
In 1906 werd het complete middendeel afgebroken een vervangen door
een nieuw, hoog ingangsgebouw. Wie dit imposante gebouw ontworpen
heeft is niet bekend. Aan de buitenkant vallen de grote halfronde
vensters op. Aan de voorgevel is, onder de dakrand, een gevleugelde
wiel geplaatst.
De laatste grote verbouwing vond plaats rond 1924 als de linkervleugel
wordt gewijzigd. Daarbij wordt het kleine fronton halverwege de
gevel verwijderd.
Na 1925 is het stationsgebouw aan de buitenkant nauwelijks meer
gewijzigd. Wel wordt het station een paar keer gemoderniseerd. Het
laatst gebeurde dit in het jaar 2000.

|
|