|
|
Hengelo
krijgt een nieuw station
STATION
II |
|
|
|
|
Architect: |
G.W.
van Heukelom |
Bouwjaar:
|
1899-1902 |
Gesloopt: |
1951 (stationsgebouw) |
|
|
Toen Hengelo in 1865 haar eerste station
kreeg was de plaats nog een relatief klein dorp, zo stond het station
aanvankelijk zelfs een eind buiten de bebouwde kom. Maar al vrij
snel na de komst van het spoor zou het aangezicht van het dorp radicaal
veranderen. Dat begint al in 1868, als C.T. Stork zijn fabriek vanuit
Borne overplaatst naar Hengelo. Daar bouwde Stork een nieuwe fabriek
op een prominente plek direct achter het station. Op die plek was
toen nog alle ruimte voor de snel uitdijende fabriek. Stork bouwde
daar niet alleen machines voor de industrie maar werd bovenal bekend
door de fabricage van stoomketels. En dan niet alleen ketels voor
de stoommachines in de fabrieken, maar ook voor de scheepvaart en
-niet te vergeten- voor stoomlocomotieven. De bedrijvigheid van
Stork trok ook andere bedrijven aan. Eén daarvan was een
elektrotechnisch bedrijf dat óók haar oorsprong in
Borne had, de latere Heemaf. Hengelo groeide aan het einde van de
negentiende eeuw explosief. Telde het dorp rond 1860 zo'n vierduizend
inwoners, aan het einde van diezelfde eeuw was dit aantal al verdrievoudigd
en zou in de jaren die volgden alleen maar verder oplopen. De plaats
breidde zich razendsnel uit, waarbij de spoorlijnen steeds meer
een grote hindernis vormden. Al rond 1880 werden de eerste voorstellen
gedaan om een einde te maken aan de toenemende chaos bij de spoorwegovergangen,
én de beperkte capaciteit van het toenmalige station. Maar
op de één op andere manier wilde het niet vlotten
met de plannen, wellicht mede omdat Staatsspoor in die tijd een
flink aantal (grotere) stations liet vervangen. Maar uiteindelijk
werd in 1898 dan toch het groene licht gegeven voor de bouw van
een nieuw station in Hengelo, waarbij ook het emplacement en de
vier hoofdspoorlijnen werden opgehoogd. Het ophogen van het emplacement
betekende dus ook dat het stationsgebied flink op de schop ging.
Allereerst werd het oude station afgebroken. Maar omdat het treinverkeer
wel gewoon doorging werd een tijdelijk station gebouwd, het tweede
tijdelijke station in 34 jaar tijd. Het spreekt natuurlijk voor
zich dat voor het ophogen van de spoorlijnen veel zand nodig was.
Heel veel zand. Dat werd afgegraven in een gebied ten noorden van
Enschede, hierdoor ontstond het natuurgebied Landgoed Lonneker.
Terug naar de bouw van het nieuwe station. In die tijd liet Staatsspoor
haar grotere stations ontwerpen door architecten van naam, zoals
I. Gosschalk (Groningen), P.J.H. Cuypers (Amsterdam Centraal) en
zijn neef E. Cuypers ('s-Hertogenbosch). Die laatste werkte in Den
Bosch samen met de nog jonge ingenieur G.W. van Heukelom, die voor
dit station de lange perronoverkappingen ontwierp. Diezelfde Cuypers,
die goed bevriend was met Van Heukelom, ontdekte dat laatstgenoemde
veel meer in zijn mars had dan het ontwerpen van perronoverkappingen.
Het verhaal gaat dan ook dat hij Van Heukelom wist te overtuigen
een studie bouwkunde te gaan doen. Dat was een gouden greep, want
al in 1899 kreeg Van Heukelom zijn eerste stationsproject toegewezen;
het nieuwe station in Hengelo. Met dit station werd de naam van
Van Heukelom gevestigd, om te beginnen al vanwege de opmerkelijk
korte bouwtijd. Het hele complex, inclusief de opgehoogde spoordijken,
werd in een tijdsbestek van iets meer dan drie jaar opgeleverd.
Kom daar tegenwoordig nog maar eens om!
Het nieuwe station bestond uit een relatief klein stationsgebouw,
met daarachter op een hooggelegen emplacement een eilandperron.
Dat het stationsgebouw nogal klein lijkt komt mede door de hoogte
ervan, er waren twee forse bouwlagen plus een hoog dak. Daarnaast
waren veel functies ondergebracht in perron- en bijgebouwen. In
het hoofdgebouw was dan ook alleen een grote hal met loketten en
wat dienstruimten. Op de bovenverdieping waren twee dienstwoningen.
Via een onderdoorgang en een trap werd het lange eilandperron bereikt,
een dubbel eilandperron met aan de oostzijde twee zaksporen, waarvan
er momentheel nog maar één over is. In totaal waren
er dus zes perronfasen. Op het perron stonden drie perrongebouwen.
Eén met daarin wachtruimten, een gebouw voor de treindienstleider
en een klein toiletgebouwtje. De grote blikvanger was en is de grote,
monumentale perronoverkapping. Van Heukelom had in de jaren negentig
van de 19e eeuw al naam gemaakt met het ontwerpen van overkappingen,
voor de stations Vlissingen, het Utrechtse Centraal Station en de
lange overkappingen van station 's-Hertogenbosch. Het onbetwiste
hoogtepunt vormt echter die van dit station, al is ze met een totale
lengte van ruim 300 meter aanzienlijk korter dan die van de Brabantse
hoofdstad. De vorm van de Hengelose overkapping is uniek. De basis
ervan wordt gevormd door zogenoemde vakwerk kniespanten met daarop
een flauwhellend zadeldak, dat aan de onderzijden overgaat in een
horizontaal gedeelte. Aan weerszijden is de overkapping voorzien
van een luifel. Aan de westzijde vormen ze één geheel
met het dak van de overkapping, in het midden heeft de overkapping
glaswanden. De overkapping bestaat feitelijk uit drie gedeelten
en heeft een Y-vormige plattegrond, dit vanwege de het zakspoor
aan de oostkant van het perron. Daar gaat de hoge kap over in twee
aparte, lagere luifels. Die zijn trouwens, net als de perrondelen
waarop ze staan, niet even lang. Die boven het perron langs de sporen
2b en 11 is zo'n 25 meter langer. Ook aan de westelijke kant van
het perron is de kap aanzienlijk lager. Daar wordt ze ook beduidend
smaller, aangezien het perron hier eveneens taps toeloopt. De perronkap
werd gebouwd door de toenmalige NV Constructiewerkplaatsen uit Winschoten,
nadat aan dit bedrijf een (omstreden) aanbesteding was gegund. Die
overkapping kwam overigens pas in het najaar van 1902 gereed, het
nieuwe station was toen al enkele maanden in gebruik. Aan de officiële
ingebruikname was trouwens -behoudens een enkele krantenartikel-
nauwelijks ruchtbaarheid gegeven. Van een feestelijke opening lijkt
dan ook geen sprake geweest te zijn.
|
|
Boven:
Het stationsgebouw, hier afgebeeld op een ansichtkaart uit de
jaren twintig. Dit was het allereerste stationsgebouw dat door
G.W. van Heukelom werd ontworpen. De bouwstijl doet sterk denken
aan het enkele jaren tevoren gereedgekomen stationsgebouw van
's-Hertogenbosch, waarvoor diezelfde Van Heukelom de perronoverkappingen
ontwierp. Het gebouw oogt opvallend klein. Feitelijk bestond het
alleen uit een grote hal en wat kantoren. De wachtkamers waren
in één van de perrongebouwen. Het restaurant had
een eigen bijgebouw, die stond ongeveer op de plek waar nu het
huidige stationsgebouw staat. Op de bovenverdieping van het stationsgebouw
waren twee dienstwoningen, voor respectievelijk de stationschef
en één voor de adjunct-chef. De voordeuren zaten
elk in een traptorentje, en met die torentjes was iets bijzonders
aan de hand. Het hier zichtbare torentje bevatte de toegang naar
de woning van de adjunct-chef. Die voor de baas -hier overigens
niet te zien- was aanzienlijk groter. Verschil moest er immers
zijn..!
|
|
Onder:
Een luchtfoto van de vooroorlogse stationsomgeving, met in de
rechter bovenhelft het hoofdstation (1) en het GOLS-station
(2). Linksboven is het enorme fabriekscomplex van Stork
(3), waarbij het zogenoemde Hijschgebouw (4) maar
een betrekkelijk klein onderdeel vormt. Aan de rechterkant valt
vooral de gasfabriek (5) op, de Hengelose Brouwerij (6)
staat net niet op de foto. Alhoewel de omgeving enorm is veranderd,
is het stratenpatroon nog goed herkenbaar. Een mooi voorbeeld
is de Adamsstraat (7), met de kenmerkende knik. Die straat
komt tegenwoordig uit bij het speelplaatsje op de vorige pagina
(8).
.
|
|
|
|
|
|
|
Onder:
Wederom een ansichtkaart uit het begin van de vorige eeuw, nu
met een blik op het perron. Te zien zijn de trap naar de perrontunnel
en één van de perrongebouwen, in dit geval die met
daarin de wachtkamers. Het perrongebouw is opvallend gedetailleerd.
Neem nu de versiering langs de daklijst, dat wel wat aan kantelen
op een kasteel doet denken. Qua bouwstijl doet het perrongebouw
wet wat aan dat van Nijmegen denken. Let ook op de bolvormige
lampen, die in de overkapping zijn gehangen. Dat was in die tijd
nog iets bijzonders...
.
|
Onder:
En dit is diezelfde overkapping heden ten dage. Ogenschijnlijk
lijkt dit een typisch geval van "dezelfde plaats, maar dan
een eeuw later" te zijn, maar in werkelijkheid ligt het toch
iets anders. De huidige brede vide ligt ongeveer op de plaats
waar het perrongebouw op de kaart heeft gestaan. Na de oorlog
zijn namelijk zowel het stationsgebouw als de perrontunnels in
westelijke richting verschoven. Ook de oriëntatie is anders.
Deze foto werd in zuidoostelijke richting (dus richting Enschede)
genomen, terwijl de kaart juist in tegenovergestelde richting
is. De huidige hangende lampen lijken een knipoog naar het verleden
te zijn...
.
|
|
|
|
|
Onder:
De overkapping van station Hengelo bestaat uit meerdere delen,
die samen één geheel vormen. Aan de westelijke kant
gaat de overkapping in verlaagde vorm verder, zoals hier te zien
is. Daarbij wordt de kap steeds smaller en wordt de dakhelling
iets steiler. De totale lengte van de overkapping bedraagt ruim
300 meter en overspant het overgrote deel van het eilandperron.
Alhoewel dit best een forse lengte is, is het bij lange na niet
de langste overkapping. Zelfs niet uit het oeuvre van Van Heukelom...
.
|
Onder:
De oostkant van het perron, met kopspoor 11. Duidelijk is te zien
dat er ruimte genoeg is voor twee zaksporen. Die hebben er oorspronkelijk
ook gelegen, maar het tweede exemplaar is al heel lang geleden
opgebroken. Vanaf kopspoor 11 vertrok jarenlang de boemel naar
Oldenzaal, ooit één van de kortste treinverbindingen
die ons land kende. In 2003 kwam hieraan een einde, toen de treindiensten
naar Zutphen en Oldenzaal werden gecombineerd. In 2010 maakte
het kopspoortje een comeback, toen vanaf het einde van dat jaar
de Grensland Express ging rijden. Het bleek echter van korte duur,
al na drie jaar werd de verbinding weer geschrapt. Sindsdien wordt
het kopspoortje niet of nauwelijks meer gebruikt. Extra handicap
hierbij is het feit dat vanaf dit spoor uitsluitend in de richting
Oldenzaal kan worden gereden. Let ook op de perronoverkapping.
Deze gaat hier over in twee lagere, aparte luifels. Wat niet op
deze foto te zien is; die luifels zijn niet even lang. Het linker
exemplaar (boven perron 3b) is wat korter, dit geldt trouwens
ook voor het betreffende perron...
.

|
|
|
|
|
Onder:
Veruit de grootste werkgever was Stork. C.T. Stork was één
van de initiatiefnemers voor de komst van het spoor naar Twente,
en het was dan ook niet voor niets dat Stork zich pal achter het
Hengelose station vestigde. De fabriek groeide al snel uit tot
een enorm complex van gebouwen. Een aantal daarvan zijn gelukkig
bewaard gebleven, zo werd in de voormalige gieterij een ROC gevestigd.
Minder geluk had dit Hijschgebouw, dat rond 1900 werd gebouwd.
De restanten van deze hallen -met haar markante kopgevels- werden
in juni 2015 gesloopt, ondanks het feit dat er nog werd gezocht
naar een herbestemming én een voordracht om het op de gemeentelijke
monumentenlijst te krijgen...
.
|
Onder:
Naast de metaal- en elektrotechnische industrie waren ook andere
vormen van nijverheid in Hengelo te vinden. Voorbeelden hiervan
zijn de zoutindustrie en deze voormalige bierbrouwerij. Hier werd
jarenlang het Hengelo Bier gebrouwen. De "Hengelosche",
die net als Stork en Heemaf haar oorsprong in Borne had, sloot
in 1988 haar deuren. Hierna werd de voormalige brouwerij meerdere
keren getroffen door brandstichting. Op deze foto uit 2002 is
het zwaar gehavende monumentale pand te zien. Drie jaar later
werd het gesloopt, nadat het wederom door brand was getroffen.
Momentheel is van het brouwerij-complex nog één
silogebouw overgebleven. Op de rest van het terrein is inmiddels
een nieuwe woonwijk gebouwd...
.
|
|
|
|
|
versie: 19-02-2016 |