In de tweede helft van de vorige eeuw maakte Gouda enorme ontwikkelingen door. Mede dankzij de industrialisatie was de stad vóór het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog al gegroeid naar ruim 35.000 inwoners. Tussen de jaren zestig en het einde van de vorige eeuw groeide de stad explosief. Mede dankzij de naoorlogse geboortegolf -maar vooral doordat Gouda in trek raakte als forenzenplaats- kwamen er in een tijdsbestek van veertig jaar bijna dertigduizend inwoners bij. Aanvankelijk vond de stadsuitbreiding nog plaats aan weerszijden van de oude stadskern, maar al snel werd er ook ten noorden van het spoor en het station gebouwd. Het duurde dan ook niet lang voordat er behoefte was aan een extra toegang naar het station. Daar kwam bij dat het enkele perron de sterke groei van zowel het aantal treinreizigers als het aantal treinen niet meer aan kon. In de periode 1976-1977 werd het station weer eens flink verbouwd. Er kwam een nieuwe, bredere perrontunnel. Deze werd zodanig doorgetrokken dat er ook een toegang ten noorden van het spoor kon komen. De toegang, welke door ingenieur K. van der Gaast werd ontworpen, had zelfs een eigen loket. Ook kreeg het station een tweede eilandperron. Deze kreeg eveneens aan de westzijde een zakspoor en werd voorzien van een overkapping. Die laatste is een modernere, en eenvoudiger versie van de perronkap op het zuidelijke eilandperron. Opvallend is dat de overkapping aan de zijde van spoor 8 een flink stuk langer is. Zeer opmerkelijk is de “verschoven” ligging ten opzichte van het oudere perron, ze ligt ruim 100 meter verder naar het westen. Overigens kreeg het nieuwe eilandperron slechts één perrongebouw. Ondertussen werd duidelijk dat het stationsgebouw haar langste tijd had gekend. Ook zij kon niet meer meekomen met het snelgroeiende reizigersverkeer. De indeling voldeed niet meer en was ook niet zomaar aan te passen. Bovendien leed het gebouw aan scheurvorming. Dit was deels veroorzaakt door terugkerende oorlogsschade. Maar ook de slechte bodemgesteldheid van de omgeving speelde het gebouw parten; aanhoudende verzakkingen versterkten de toch al aanwezige schade. Binnen de NS was men er dan ook snel over uit dat het stationsgebouw moest worden vervangen. De Goudse bevolking was kennelijk zodanig gehecht geraakt aan het markante gebouw, dat de aangekondigde sloop grote weerstand opriep. De toenmalige gemeenteraad liet duidelijk merken dat het nieuwe gebouw in ieder geval slechts één bouwlaag hoog mocht zijn. Een groot combigebouw, zoals in die tijd al vaker was gerealiseerd, was uitdrukkelijk niet aan de orde. Ook moesten er elementen van het oude gebouw in het nieuwe ontwerp terugkeren. Na een lange en moeizame ontwerpfase kwam er uiteindelijk een soort compromis uit de bus. Er kwam een éénlaags gebouw, waarop een aantal chamottebeelden van J. Uiterwaal weer een plek zouden krijgen. In het najaar van 1982 werd het definitieve ontwerp goedgekeurd. Begin 1983 ging het oude stationsgebouw tegen de vlakte. Daarmee kwam er een einde aan een gebouw waarvan de ruim 113 jaar oude kern het oorlogsgeweld ternauwernood overleefde, maar de slechte fundering haar uiteindelijk fataal werd...
|
Boven: In 1962 werd de beveiliging van het spoor rond Gouda gemoderniseerd, naar het NX-systeem. Deze werd bediend vanuit een nieuw, centraal seinhuis, die links op de foto is te zien. Voorheen waren er meerdere seinposten, waarvan er één op de achtergrond is te zien. Deze staat letterlijk op hoge poten boven spoor 4. Op het emplacement zijn nog zowel armseinen als lichtseinen te zien, waarbij de armseinen spoedig zullen verdwijnen. De NX-beveiliging in Gouda en omgeving werd op haar beurt in 1990 weer vervangen en kwam er tevens een einde aan het toch wel markante, door K. van der Gaast ontworpen, seinhuis. Overigens staat er in Nijmegen nog altijd een soortgelijk exemplaar.
|