|
|
Textiel
en spoor -2-
Aan het begin van de twintigste
eeuw bereikte het spoorwegnet in Enschede haar maximale omvang.
Er waren drie stations, waarvandaan men in vijf richtingen kon vertrekken.
De drie stations hadden elk hun eigen depot en een goederenemplacement,
waarbij die van station Noord het meest omvangrijk was. Daarnaast
hadden tientallen bedrijven door heel de stad hun eigen spooraansluiting.
Met flink wat overdrijving zou je kunnen stellen dat Enschede één
groot raccordement was. Maar ondanks dat uitgebreide spoorwegnet
werd de grootste industriestad van Twente nooit een belangrijk spoorwegknooppunt.
Dat had een aantal redenen. Allereerst was er de gelijktijdige aanleg
van de spoorlijnen Almelo-Salzbergen en Zutphen-Enschede. Die spoorlijnen
kruisden in Hengelo, dat hiermee een belangrijk knooppunt kreeg.
Iets dat deze stat tot op de dag van vandaag nog is. De moeizame
aanleg van spoor naar Gronau zorgde er mede voor dat niet Enschede
maar Oldenzaal het belangrijke grensstation van de regio werd. Daarnaast
werd het omvangrijke netwerk van sporen in Enschede vooral bepaald
door lokaalspoorlijnen. De "Staatslijn" naar Hengelo en
Gronau was de enige hoofdlijn. Veelzeggend is wellicht het feit
dat het spoor tussen Hengelo en Enschede pas in 1914 dubbelsporig
werd. Pas vanaf dat moment werd Enschede meer en meer een vertrekpunt
van doorgaande sneltreinen, een grote stimulans hierbij was het
omvormen van de lokaalspoorlijn Apeldoorn-Deventer-Almelo tot hoordspoor
De jaren twintig vormden het hoogtepunt, zowel voor het railvervoer
in en om Enschede, als ook voor wat betreft de textielindustrie,
dat toen ook haar maximale omvang had bereikt. Vooral het goederenvervoer
per spoor -en dan met name dat ten behoeve van de textielindustrie-
was van enorm groot belang. Denk hierbij aan de aanvoer van grondstoffen
(met name steenkolen vanuit Duitsland) voor de fabrieken en de afvoer
van de producten. Maar ook landbouwproducten werden hier veelvuldig
vervoerd. Het reizigersvervoer deed het eveneens heel behoorlijk,
zelfs op de twee grensbaanvakken. Dat was niet in de laatste plaats
te danken aan de vele textielarbeiders die in de grensstreek woonden.
Het spoor is dan ook van onschatbare waarde geweest voor de ontwikkeling
van Enschede, alleen zo kon ze uitgroeien tot het grootste textielcentrum
van ons land en zelfs tot één van de grootste ter
wereld. De stad groeide enorm. Telde Enschede rond het jaar 1800
nog geen tweeduizend inwoners, een eeuw later was dit aantal al
gestegen tot ruim 37000 en tussen 1900 en 1930 verdubbelde de bevolking
zelfs! De Twentse textielhoofdstad groeide in no-time uit tot één
van de grootste plaatsen van Nederland.
Aan die onstuimige groei kwam in de jaren dertig een einde, toen
ons land werd getroffen door een grote en langdurige economische
crisis. De textielindustrie kreeg hierbij rake klappen te incasseren,
talloze mensen kwamen hierbij op straat te staan. Ook de spoorwegen
in Enschede ondervonden, net als in de rest van Nederland trouwens,
de gevolgen van die crisis In 1937 werd het reizigersvervoer op
station Enschede Noord gestaakt, de laatste passagierstrein naar
Oldenzaal reed drie jaar eerder al voor het laatst. Het grensbaanvak
naar Ahaus werd, voor wat betreft het reizigersvervoer, in 1939
gesloten. Overigens moet niet worden vergeten dat bij het staken
van de treindiensten op lokaalspoorwegen de opkomst van de bus een
nog veel grotere invloed had dan die economische crisis, al speelde
dat laatste wel degelijk mee
In de jaren na de Tweede Wereldoorlog kwam de textielindustrie weer
goed op gang, maar vanaf de tweede helft van de jaren zestig gaat
het goed mis. De opkomst van de lagelonenlanden betekende het einde
van de Nederlandse textielindustrie, in een tijdsbestek van zo'n
vijftien jaar was deze vorm van nijverheid nagenoeg geheel verdwenen.
In Enschede kwamen duizenden mensen op straat te staan en de vele
fabrieken, die jarenlang het stadsbeeld domineerden, bleven als
lege karkassen achter. In een enkel geval lukte het om vervangende
industrie naar de stad te laten komen, zo werd op een deel van het
enorme Van Heek-terrein de Polaroid (die van die bekende kant-en-klaarfoto's
van weleer) gevestigd en begon Hartman een tuinmeubelenfabriek in
het voormalige fabrieksgebouw Richtersbleek. Ook Philips opende
in Enschede een vestiging. Het waren echter de bekende druppels
op de gloeiende plaat. Toch zou Enschede er uiteindelijk weer bovenop
komen, zoals de stad dit in de loop van de geschiedenis al zo vaak
heeft gedaan. Met de ondergang van de textielindustrie kwam ook
grotendeels een einde aan het goederenvervoer per spoor. Dit was
mede als gevolg van een grote reorganisatie binnen deze tak van
de NS aan het begin van de jaren zeventig, waarbij honderden laad-
en losplaatsen werden gesloten. In Enschede werden in deze periode
bijna alle spooraansluitingen en het overgrote deel van de lokaalspoorlijnen,
voor zover deze nog voor het goederenvervoer waren gebruikt, opgeruimd.
Alleen het spoor naar het havengebied en het emplacement van het
voormalige station Enschede Noord bleven nog een tijdje intact.
Aan het einde van de jaren tachtig kwam er definitief een einde
aan het goederenvervoer per spoor en werd ook hier de boel opgebroken
en gesaneerd. Van het eens zo uitgebreide netwerk van spoorwegen
in Enschede is heden ten dage bijna niets meer overgebleven
|
|
Boven:
Een schoolwandplaat uit het begin van de twintigste eeuw: Industriestad
Enschede, door J.C.H. Heijenbrock. De afbeelding oogt door al
die rokende schoorstenen nogal somber en lang niet iedereen kon
de wandplaat dan ook waarderen. In de hoogtijdagen er tientallen
textielfabrieken in en om Enschede. Bijna allemaal waren ze eigendom
van slechts een handvol families, zoals Van Heek, Ter Kuile, Blijdestein,
Jannink, Menko en nog enkele anderen. Enschede is hier gezien
vanuit het zuiden, mogelijk stond Heijenbrock destijds op de toren
van het Jannink-complex toen hij deze plaat maakte. Let ook op
de trein, onderaan op de voorgrond. Vermoedelijk is het een goederentrein,
op weg naar station Enschede Zuid...
|
|
Onder:
Goederenvervoer per spoor was jarenlang de steunpijler van
het Enschedese spoor geweest, met name -uiteraard- dat ten
behoeve van de textielindustrie. Het transport bestond niet
alleen uit de aanvoer van steenkolen voor de stoommachines,
ook de afvoer van de producten vond veelvuldig plaats. En
dan was er ook nog het transport van halffabrikaten tussen
de verschillende fabrieken, zoals op deze foto gebeurt.
Hier worden halffabrikaten van Van Heek ingeladem voor transport
naar een andere fabriek van diezelfde firma.
.
|
|
|
|
|
|
Onder:
Op de plaats van het vroegere station Noord staat nu het ITC-gebouw,
dat in de volksmond "de Efteling" wordt genoemd. Die
bijnaam zal ongetwijfeld slaan op die typische en onmiskenbare
vormgeving van het architectenduo Alberts en Van Huut. Die dit
-toch wel markante- gebouw hebben ontworpen. Dit gebouw maakte
tot voor kort deel uit van de Universiteit Twente. Vroeger was
hierin de facilteit Geo-information Science and Earth Observation
gevestigd. De oorspronkelijke afkorting ITC stond voor International
Training Centre for Aerial Survey, dat in de jaren vijftig werd
opgericht. De Universiteit Twente, die voortkwam uit de Technische
Hogeschool Twente, zorgde er mede voor dat Enschede het enorme
verlies van de textielindustrie uiteindelijk wist te verwerken.
De fabrieksstad van weleer is nu een bloeiende studentenstad.
Overigens is het ITC-gebouw inmiddels een vestiging van hogeschool
Saxion.
.
|
Onder:
Van het vroegere station Enschede Zuid is helemaal niets meer
overgebleven en ook de omgeving lijkt op het eerste gezicht
onherkenbaar veranderd. Lijkt, want op de achtergrond zijn de
schoorsteen en de watertoren van de vroegere textielfabriek
Jannink te zien. De plek waar het vroegere station heeft gestaan
is dan ook makkelijk terug te vinden. Nadat in 1974 het emplacement
was opgeruimd bleef dit gebied jarenlang ongebruikt liggen.
Zelfs het viaduct over het emplacement, dat ten zuiden van het
station was gelegen, bleef aanvankelijk nog intact. Die Wethouder
Nijkampbrug werd in 1997 alsnog gesloopt. Op datzelfde moment
werd op het vroegere spoortraject een nieuwe invalsweg aangelegd,
de Zuiderval.
.
|
|
|
|
|
Onder:
Een fraaie gekleurde ansichtkaart van de Edo Bergsmabrug, met
op de achtergrond het Van Heek-fabriekscomplex. Dit viaduct werd
aan het begin van de jaren twintig gebouwd, als onderdeel van
de ringweg, die tussen 1916 en 1931 werd aangelegd. De brug in
de Oliemolensingel lag niet alleen over het spoor (naar Gronau),
het doorsneed ook het enorme terrein van de Van Heek-fabriek.
Het geeft eens te meer aan hoe groot dat enorme compex was, het
nog bestaande deel van de fabriek (zie de eerste pagina) ligt
hier ruim een kilometer vandaan! Deze brug werd in het midden
van de jaren negentig vervangen door een nieuw exemplaar, nadat
uit onderzoek bleek dat de oude brug in zeer slechte staat bleek
te zijn
.
|
Onder:
Vanaf dezelfde Edo Bergsmabrug is een korte goederentrein te
zien, op weg naar Gronau. Vooraan rijdt een Duitse diesellocomotief
uit de serie 211. Deze foto werd gemaakt in 1977, in een tijd
waarin de hoogtijdagen van het goederenvervoer allang voorbij
zijn. De laatste goederentrein naar Gronau reed in 1979. Vaag
op de achtergrond is het witte gebouw van Polaroid te zien,
dat op een deel van het Van Heek terrein werd gebouwd. Het gedeelte
van het fabriekscomplex dat hier op de voorgrond te zien is
zal later plaats maken voor een nieuwe woonwijk
.
|
|
|
|
|
|
|
versie: 8-09-2015 |