| |
DOETINCHEM
| | | Afkorting: | Dtc |
Maatschappij: | Nederlandse
Spoorwegen (NS) |
Architect: | P.A.M.
Kilsdonk | Decoratie: | D
de Wit | Bouwjaar:
| 1983 | Baanvak:
| Winterswijk-Zevenaar | | |
| |
Dit stationsgebouw
verving een bijna honderd jaar oud GOLS-gebouw. Daar was in de loop van de tijd
zoveel aan verbouwd, dat het een rommelig allegaartje van bouwstijlen was geworden.
Er voor in de plaats kwam een nogal "kubistisch" ogend bouwwerk, waarvan
de vormgeving zeker niet door iedereen wordt gewaardeerd. Toch markeert dit stationsgebouw
de overgang naar een nieuw tijdperk in de stationsarchitectuur, waarbij ook de
wat kleinere stations niet meer per definitie een gestandaardiseerd ontvangstgebouwtje
kregen
De Gelderse stad Doetinchem ligt aan het riviertje Oude IJssel
en wordt door sommigen beschouwd als de "hoofdstad van de Achterhoek",
al is lang niet iedereen die mening toegedaan. Feit is dat de stad zich het centrum
van deze streek mag noemen, qua inwonertal is het de grootste plaats van de Achterhoek
en veruit de grootste gemeente. Dat juist Doetinchem een belangrijke centrumfunctie
ging vervullen was te danken aan een combinatie van goede verbindingen, die er
al van oudsher waren, en dankzij de gunstige ligging aan de Oude IJssel. De stad,
die in het jaar 1236 stadsrechten kreeg, kent een zeer lange geschiedenis. In
het huidige stadsbeeld is daar helaas weinig van terug te vinden, meerdere keren
werd de stad verwoest en even zo vaak weer opgebouwd. Het laatst gebeurde dit
tijdens de nadagen van de Tweede Wereldoorlog. Tussen 19 en 23 maart 1945 werd
Doetinchem drie maal door een geallieerd bombardement getroffen, waarbij de markante
eivormige binnenstad nagenoeg volledig werd vernietigd. Slechts enkele historische
gebouwen, waaronder de Catharinakerk en de markante Walmolen, werden herbouwd.
Doetinchem heeft gedurende lange tijd bekend gestaan als industriestad. De omgeving
geldt als de bakermat van de Nederlandse ijzergieterijen. Nog altijd staat in
het naburige gehucht Langerak een grote gieterij die nog altijd in bedrijf is
(Vulcanus). Een andere bekende fabriek was de fietsbandenfabriek Vredestein, die
trouwens nog niet eens zo heel lang geleden werd gesloten. En dan is er nog een
grote papierfabriek, schuin tegenover het station, die nog steeds actief is. Die
twee laatstgenoemde bedrijven stonden en staan -niet geheel toevallig- nabij zowel
het spoor als bij de Oude IJssel. Naast de land- en waterwegen werd Doetinchem
vanaf het einde van de negentiende eeuw ook een spoorknooppunt, en dan met name
voor de tram. Aan het begin van de twintigste eeuw waren er vanuit Doetinchem
tramverbindingen met Zutphen, Velp, Gendringen en zelfs naar het Duitse Emmerich.
Bovendien was in Doetinchem de centrale werkplaats van de Geldersche Tramwegen.
Maar ook voor de trein werd het een bescheiden knooppunt. In 1885 werden zowel
de spoorlijnen Zevenaar - Doetinchem - Winterswijk als Doetinchem - Ruurlo in
gebruik genomen. Beide spoorlijnen waren lokaalspoorlijnen en werden aangelegd
door de Geldersch-Overijsschelsche Locaalspoorweg Maatschappij (GOLS). Het eerste
stationsgebouw van Doetinchem werd dan ook het grotere standaardgebouw van deze
maatschappij, waarbij tevens een loods werd aangebouwd. Van deze versie zijn er
trouwens maar drie gebouwd, waarvan alleen het exemplaar in Terborg nog bestaat.
In Doetinchem werd het station opvallend ver van de toenmalige stad gebouwd, de
afstand naar het centrum bedraagt bijna 700 meter. De reden hiervoor is mij niet
bekend, maar ongetwijfeld zal de overbrugging van de Oude IJssel een rol hebben
gespeeld. Feit is echter wel dat het station gedurende lange tijd een beetje "in-the-middle-of-nowhere"
stond, het gebied tussen station en binnenstad zou pas veel later worden volgebouwd.
Overigens bleek het Doetinchemse stationsgebouw aan het begin van de twintigste
eeuw te klein, rond 1908 werd het voor het eerst verbouwd. Aan de linkerkant kwam
een zijvleugel, waarbij het dak haaks was geplaatst. In 1916 volgde een tweede,
veel ingrijpender verbouwing. Op de nieuwe vleugel werd een extra verdieping gebouwd,
ook nu bleef het dak "dwarsgeplaatst". Aan de rechterzijde werd de goederenloods
enorm uitgebreid, deze werd ruim 2,5 keer groter. Het station had toen zo'n
beetje haar grootste omvang. Er waren twee perrons en men kon vanuit Doetinchem
rechtstreeks met de trein naar Arnhem, Winterswijk, Ruurlo en zelfs naar Hengelo,
Enschede en Oldenzaal. Lang duurde dit echter niet, al in 1937 kwam er een einde
aan het reizigersvervoer naar Ruurlo (en verder richting Twenthe). Het spoortje
bleef tot Zelhem nog tot begin jaren zeventig als goederenspoor in gebruik. De
grote goederenloods verloor in de jaren zeventig haar functie, evenals een groot
deel van het stationsgebouw. Toch werd in de jaren zeventig besloten om het nog
één keer flink te verbouwen. De hal werd ingrijpend gemoderniseerd
en er kwam een vernieuwde ingangspartij. In een eerder stadium was aan de linkerzijde
een extra aanbouw geplaatst. Het gebouw werd er bepaald niet fraaier op. Toch
blijft het opmerkelijk dat amper tien jaar na deze verbouwing het stationsgebouw
werd vervangen door nieuwbouw. Het was in die tijd gebruikelijk dat kleinere
stations een standaard stationsgebouw kregen, en ook stations met een iets uitgebreider
voorzieningenniveau kregen een behuizing dat vooral goedkoop, eenvoudig en doelmatig
moest zijn. Maar in de jaren tachtig veranderde dit denken werden ook voor de
kleinere stations "op maat gemaakte" gebouwen gerealiseerd. Zo mocht
architect P.A.M. Kilsdonk het nieuwe stationsgebouw van Doetinchem ontwerpen en
werd daarbij geflankeerd door stedenbouwkundige K. Peters en landschapsarchitect
R. Hoogenboom. Net als bij het station van Oss, die dezelfde architect kort tevoren
ontwierp, stond Kilsdonk ook hier voor de nodige uitdagingen. Al was de situatie
in de Achterhoekse stad duidelijk anders; in plaats van een smalle straat was
er nu een overdaad aan ruimte in een nogal rommelige omgeving. Het nieuwe stationsgebouw
werd pal naast het oude exemplaar gebouwd, waardoor het station iets naar het
oosten verschoof. Na het gereedkomen van het nieuwe onderkomen werd het oude stationsgebouw
gesloopt. Op deze plek kwamen fietsenstallingen, een taxistandplaats en een kunstwerk,
gemaakt door D. de Wit. Het gebouw bestaat uit meerdere bouwdelen, die onderling
verschillend van hoogte zijn. Drie van deze delen kregen een breed uitkragend
dak, het vierde, kleinere deel is een stuk hoger dan de rest van het gebouw en
is geheel gesloten. De hoge betonnen daken lijken massief, maar zijn slechts dikke
randen. Vooral van onderen is dit goed te zien. De vier bouwdelen De vier bouwdelen
zijn verbonden door lichtstraten, gevat in blauwe frames. Ook de glazen puien
kregen een blauw raamwerk. De gesloten betonwanden werden bekleed met tegeltjes
van Portugees graniet. Overigens was het de bedoeling dat in één
van de dakdelen een soort daktuin zou worden aangelegd, naar verluid was dit een
idee van landschapsarchitect Hogenboom. Die tuin is nooit een succes geworden
en werd uiteindelijk verwijderd. Het station en de directe omgeving zijn in
de afgelopen jaren meerdere keren flink op de schop gegaan. Zo kende Doetinchem
vele jaren een onhandige situatie, waarbij het busstation aan de andere kant van
het centrum was gelegen. In 2004 kwam hieraan een einde, het busstation werd toen
verplaatst naar haar huidige locatie, direct ten zuiden van het station. Tussen
2014 en 2016 werd het stationsemplacement vereenvoudigd, waarbij (helaas) het
allerlaatste stukje van het spoor naar Zelhem werd opgebroken. Het smalle eilandperron
werd verbreed en de perronsporen werden hernummerd. Ook kwam er een extra opstelspoor,
welke door "Breng" in gebruik werd genomen. Tegelijkertijd werd het
busstation, dat toen nog maar een jaar of tien bestond, volledig heringericht.
Momentheel zijn er in Doetinchem twee vervoerders actief; Arriva, dat de treindiensten
op het gehele trajet Arnhem-Winterswijk verzorgt en Breng, dat sinds 2011 aanvullende
treinen tussen Arnhem en Doetinchem rijdt.
| Boven:
Het huidige stationsgebouw van Doetinchem werd in 1983 in gebruik genomen. Het
gebouw is in de afgelopen veertig jaar nauwelijks veranderd, al zit er allang
geen loket meer in. Tegenwoordig is er een lunchroom in gevestigd. Het unieke
karakter van het interieur is daarbij gelukkig niet verloren gegaan... .
Onder:
Naast het stationsgebouw staat dit opvallende kunstwerk, bedacht door Dick de
Wit. De abstracte beeldengroep wordt "Wachters" genoemd, en het is ook
wel te zien waarom; de drie figuren staan enigszins voorover gebogen in de richting
van het spoor. Alsof ze staan te kijken of de trein er al aan komt
.
.
Onder:
Enige jaren geleden werd het spooremplacement aangepakt, waarbij het eilandperron
werd verbreed en alle overbodige (en lang niet meer gebruikte) sporen werden opgeruimd.
De twee perronsporen werden vervolgens hernummerd naar 1 en 2. Helemaal aan de
rechterkant is het opstelspoor dat door Breng wordt gebruikt. .
| | | | | | Onder
(beide afbeeldingen): Het eerste stationsgebouw, zoals het er in de nadagen van
haar bestaan uitzag. (foto links) Het oorspronkelijke GOLS-gebouw is nog makkelijk
te herkennen, maar in de bijna honderd jaar dat het heeft bestaan is er veel aan
veranderd. Anders dan veel andere GOLS-gebouwen kreeg dit gebouw geen extra verdieping,
maar werd het in de breedte uitgebouwd. Zo kwamen er aan de linkerkant meerdere
uitbreidingen en werd aan de rechterkant een forse goederenloods aangebouwd. Ergens
in de zeventig werd het gebouw nog één keer flink onder handen genomen,
waarbij onder andere een nieuwe ingang werd gecreëerd. Ook werd de hal gemoderniseerd.
De foto rechts onder toont trouwens het interieur zoals deze er vóór
de genoemde verbouwing uitzag... .
| | | | | | | Onder:
Het emplacement, zoals het er in 2004 uitzag. De foto is genomen in westelijke
richting, op de achtergrond is nog net de spoorbrug over de Oude IJssel te zien.
In de oude situatie waren er vier sporen, waarbij destijds alleen de sporen 3
en 4 nog werden gebruikt. Ook is goed te zien hoe smal het perron was en hoever
het stationsgebouw van het perron stond. Links op de achtergrond torent de silo
hoog boven de bomen uit, daarnaast (rechts) staat de monumentale, gemetselde schoorsteen
van de vroegere Vredestein-fabriek. Wat meer op de voorgrond is nog net een stukje
van de overkapping van het busstation te zien... .
| Onder:
Ongeveer vanaf dezelfde plek als de foto hiernaast, maar dan aan de andere zijde
van de sporen en gezien in oostelijke richting. Het afbuigende spoor aan de rechterkant
is het spoor naar Winterswijk, het doodlopende spoortje links was het laatste
restant van het vroegere spoor naar Zelhem. Dit was ooit de spoorverbinding naar
het Twentse Hengelo, via Ruurlo en Neede. Ze werd gelijktijdig met de spoorlijn
Winterswijk-Zevenaar in gebruik genomen en heeft tot 1937 voor het reizigersvervoer
dienstgedaan. Het gedeelte tussen Doetinchem en Zelhem bleef hierna nog tot 1972
voor het goederenvervoer in gebruik. .
| | | | | Onder:
Doetinchem is al sinds mensheugenis een knooppunt in het streekvervoer, al was
er gedurende lange tijd een grote afstand tussen bus en trein. Letterlijk, want
het busstation bevond zich aan de andere kant van het centrum, aan het Erdbrinkplein.
In zekere zin was dit nog een erfenis uit het tram-tijdperk, het tramstation (waarvan
het stationsgebouw nog altijd bestaat!) bevond zich namelijk aan de nabijgelegen
Keppelseweg. Maar in 2003 werd dan toch besloten om het busstation te verplaatsen
naar een nieuwe locatie, direct ten zuiden van het station. Aanvankelijk was het
een kale betonvlakte, maar enige jaren geleden werd het terrein opnieuw ingericht,
waarbij ook aan wat groen en aan bankjes is gedacht. Op deze foto uit 2015 zijn
de werkzaamheden nog in volle gang. Uiteindelijk kwam het vernieuwde busstation
pas in 2017 gereed... .
| | | | |
versie: 9-02-2023 |