|
|
Stationsgebouw
Het
station bestaat uit een opvallend langgerekt stationsgebouw en (in
de oorspronkelijke opzet) slechts één verhoogd eilandperron,
dat echter wel een dubbel eilandperron is. Aan de noordwestkant (de
A-kant) waren vroeger twee zaksporen, waarmee het station in totaal
toch nog over zes perronfasen beschikte.
Het stationsgebouw is behoorlijk fors, met een -geschatte- gevellengte
van zo'n 120 meter. Daarmee behoort het tot de grotere stationsgebouwen
van ons land. Het grootste deel hiervan wordt ingenomen door de lange
vleugel aan de rechterkant. Het hoofddeel van het asymmetrische stationsgebouw
bevindt zicht aan de linkerkant. Dit deel is aanzienlijk hoger en
ook veel breder (of dieper), waardoor het een flink stuk naar voren
uitsteekt. Op de twee hoeken ervan zijn twee aparte geveldelen, ook
wel hoekrisalieten genoemd. Het rechter risaliet staat overhoeks en
in dit schuimgeplaatste geveldeel bevindt zich de ingang. Voor deze
opvallende opstelling werd bewust gekozen door de architect. De ingang
lag daardoor min of meer tegenover -en in de directe route vanuit-
de Keizerstraat, vanouds de verbinding tussen station en centrum.
De ingang wordt duidelijk gemarkeerd door twee dubbele deuren (die
overigens allang door moderne elektrische schuifdeuren zijn vervangen)
met daarboven een luifel van staal en glas. Daar weer boven is een
opvallend balkonnetje, waarbij de stationsklok fraai in de balustrade
is geïntegreerd. Het geveldeel eindigt met een tuitgevel. De
uitgang van het station is in de risaliet aan de linkerkant van het
gebouw. Ook dit geveldeel bestaat uit twee grote dubbele deuren (die
er hier nog altijd inzitten!), met daarboven een luifel van staal
en glas, en eindigt ook hier met een tuitgevel. Dat luifeltje is trouwens
sinds enkele jaren weer op deze plek te bewonderen. In de jaren zeventig
verhuisde de luifel naar de zijgevel, waar destijds een nieuwe uitgang
werd gecreëerd. Op het balkonnetje na lijken de in- en uitgang
veel op elkaar. Toch is de ingang duidelijk van de uitgang te onderscheiden,
ook vanaf grotere afstand. Het dak van het stationsgebouw is bij de
ingang wat hoger, waardoor deze nog eens extra benadrukt wordt. Een
echt fraaie oplossing is deze "bochel" in het dak bepaald
niet
Op twee plaatsen zijn zogenoemde traptorens aangebracht. De kleinste
is in de voorgevel te zien, links van de ingang. Een "traptoren"
kan je dit uitbouwtje nauwelijks noemen. Dat geldt niet voor het exemplaar
aan de linker zijgevel, dat zelfs een volwaardig torentje kan worden
genoemd. Vroeger was deze bekroond met een behoorlijk hoge spits,
maar deze is allang verdwenen en vervangen door een laag schilddakje.
Rechts naast de traptoren de al eerder genoemde, en inmiddels afgesloten
uitgang en aan de linkerkant is een later gebouwde aanbouw met daarin
de AKO. Dit is eigenlijk de enige echt grote verandering aan de buitenkant
van het gebouw, dat verder opmerkelijk gaaf is gebleven.
Het hoofddeel lijkt vanaf de straatzijde veel massiever dan dat het
in werkelijkheid is. Staand op het perron is goed te zien dat dit
deel van het stationsgebouw, op de benedenverdieping na, een U-vorm
heeft. Vanuit de lucht heeft het dak van het stationsgebouw dan ook
een vorm die nog het meest weg heeft van een soort bisschopsstaf.
De "steel" van die staf wordt gevormd door de lange vleugel
aan de rechterkant, die het overgrote deel van de gevellengte voor
haar rekening neemt. In het grootste deel van de vleugel waren oorspronkelijk
de ruimten voor de afhandeling van bagage en snelgoederen te vinden.
Aan de linkerkant, het gedeelte vlakbij de ingang, was echter van
meet af aan voor iets heel anders ingericht. Voor het eerst werd namelijk
een deel van het stationsgebouw ingericht als rijwielbewaarplaats!
Tegenwoordig een essentieel onderdeel van een station, maar in 1920
was dit echt een noviteit. Nog altijd prijkt trots boven de deur een
tegeltableau met daarop de (vroegere) functie van deze ruimte. Het
grootste deel van de vleugel was echter bestemd voor de afhandeling
van goederen, bagage en snelgoederen. Voor de loods lag een verhoogd
losperron, dat door middel van een forse luifel werd overdekt. Het
losperron verdween ergens in de jaren zestig, maar de overkapping
hangt er nog altijd. In die tijd was de goederenfunctie in de vleugel
al komen te vervallen en werden ook deze ruimten nu benut voor de
stalling van fietsen. De fietsenstalling in het stationsgebouw heeft
tot 1998 dienstgedaan. In de jaren daarna werd een nieuwe -en vooral
zwaar bekritiseerde- ondergrondse fietsenstalling gebouwd, waarvoor
het stationsplein volledig op de schop ging. Inmiddels worden de ruimten
niet of nauwelijks meer gebruikt en wat er in de toekomst mee gaat
gebeuren is nog niet helemaal duidelijk. In 2009 werd het dak nog
geïsoleerd en leek het er op dat er horeca en/of winkels in zouden
worden gevestigd. Maar tot nu toe is hier nog weinig van terechtgekomen.
Sterker nog, onlangs werd pal voor de goederenvleugel een nieuwe fietsenstalling
met twee lagen geplaatst. Het toch al rommelige stationsplein werd
er niet fraaier op. Een nieuw masterplan voor het stationsgebied zal
uitkomst moeten bieden. Of in deze economische tijden de gewenste
horeca nog komt zal de toekomst moeten uitwijzen
|
|
Boven:
Het hoge bouwdeel van het stationsgebouw, met rechts de ingang
en links de uitgang. De ingang onderscheidt zich duidelijk dankzij
de overhoekse plaatsing en het balkonnetje met de klok daarboven.
Ook is dit deel van het gebouw wat hoger. Die schuine plaatsing
is doelbewust gekozen door de architect. Vanuit de Keizerstraat,
vanouds de verbinding tussen het station en het centrum, loopt
de reiziger er namelijk vrijwel recht op af. De uitgang richt
zich duidelijk meer op het natransport en ligt dan ook vlakbij
het busstation. Die strikte scheiding tussen in- en uitgang is
er natuurlijk allang niet meer, het zijn nu twee gelijkwaardige
toegangen.
|
|
Onder:
Een blik op de uitgang van het gebouw. In de zijgevel is duidelijk
de traptoren te zien, waarvan de spits vroeger overigens veel
hoger was. Rechts naast de traptoren was tot voor enkele jaren
geleden de derde toegang van het gebouw. De luifel boven de uitgang
was gedurende de tijd dat deze toegang in gebruik was hierboven
bevestigd. In 2009 werd deze toegang weer afgesloten en keerde
de luifel weer terug naar haar oude plek. Op een deel van het
dak ligt houten latwerk. Dit is nog een overblijfsel uit de tijd
dat een groot deel van het stationsgebouw schuil ging achter klimop.
|
|
|
|
|
|
|
Onder:
Vanaf het eilandperron een blik op het stationsgebouw. Deze foto
werd in 2007 genomen, het stalen perron moest toen nog worden
aangelegd. Duidelijk is te zien dat de bovenverdieping een U-vormige
plattegrond heeft. Let eens op de gecompliceerde dakvorm boven
de ingang van het stationsgebouw (links van het midden op de foto).
Ook is hier te zien dat de luifel nog aan de zijgevel is bevestigd.
|
Onder:
In de jaren vijftig en zestig stond Deventer bekend als "groenste"
station van Nederland. Dat was in dit geval in de meest letterlijke
zin van het woord, want in die tijd waren de gevels bijna volledig
begroeid met klimop. In de jaren zeventig werd de beplanting voor
het grootste deel weggehaald, alleen op de hoek van de linker
zijgevel en de achtergevel en op de traptoren is nog wat klimop,
en ook op het verwarmingsgebouw is deze nog te vinden. De klimop
gaf het stationsgebouw ontegenzeggelijk wat extra's. Maar daar
staat tegenover dat het wel goed moet worden onderhouden. Bovendien
is het maar de vraag of de gevels er op de lange termijn er niet
onder te lijden hebben. Op het dak boven de noordelijke zijgevel
(boven de uitgang) ligt nog altijd een klimlooprek. (zie foto
hierboven)
|
|
(ansichtkaart)
|
|
|
|
|
Onder:
Het grootste deel van de gevellengte wordt ingenomen
door de lange zijvleugel. Oorspronkelijk waren hier
de ruimten voor bagage en snelgoed te vinden. Na de
Tweede Wereldoorlog werden de ruimten vooral gebruikt
voor de stalling van fietsen. Naar het schijnt staan
de fietsenrekken er nog altijd in, of zijn die "dubbeldeks-rekken"
-die nu pal vóór de zijvleugel staan opgesteld-
juist afkomstig uit die oude stalling? Gezien de enorme
fietsenchaos op het Stationsplein vraag je je af waarom
die ruimte niet opnieuw werd opengesteld.
|
|
|
|
|
Onder:
Als eerste station van ons land had Deventer een inpandige fietsenstalling.
Deze "rijwielbewaarplaats", zoals een fietsenstalling
heel lang officieel werd aangeduid, was in de directe nabijheid
van de hoofdingang. Later werd de stalling verplaatst naar de
goederen afdeling, in dezelfde vleugel, waar deze flink kon worden
uitgebreid. Een jaar of tien geleden werd een nieuwe, ondergrondse
(en zwaar bekritiseerde..!) fietsenstalling in gebruik genomen.
De oude rijwielbewaarplaats had toen allang haar functie verloren.
Nog altijd herinnert een fraai tegeltableau nog altijd aan de
vroegere functie. Rechts naast de deur is een forse scheur in
de muur. Zorgelijk, want het is helaas niet de enige plek van
het station waar scheurvorming is...
|
Onder:
Helemaal aan het einde van die lange vleugel is de vroegere
ingang van de snelgoederen afdeling. Ook hier wordt dit nog
altijd middels een tegeltableau aangegeven. Alle tegeltableaus
op het station werden destijds vervaardigd door de Porceleyne
Fles uit Delft en verkeren nog in prima staat. Let ook op het
natuurstenen trapje onder de deur. Dat het station en de directe
omgeving en tekort aan (gratis) parkeerplekken voor fietsen
heeft laat deze foto wel zien...
|
|
|
|
versie: 13-04-2012 |