|
|
Een
monumentaal stationsgebouw
Decoratie: |
Th. van Reijn (haut-reliëf: "De
toekomst der spoorwegen") |
|
|
|
|
|
Het
Amstelstation bestaat uit een groot en opvallend vormgegeven stationsgebouw
en twee hooggelegen perrons onder een opmerkelijk simpel ogende perronoverkapping.
Wie goed kijkt ziet dat er drie verschillende lagen (of: niveaus)
zijn. De perrons liggen het hoogst, op de verhoogde spoorbaan. Dan
volgen het stationsgebouw en het westelijke deel van het Julianaplein,
die ongeveer op straatniveau liggen. Het laagst gelegen zijn de tramhalte
en de keerlus voor die tram, aan de oostkant van het station. Deze
liggen bijna drie meter lager dan het stationsgebouw. Dat stationsgebouw
feitelijk uit twee delen; de al genoemde hoge hal en een lagere dwarshal.
Van bovenaf gezien heeft het gebouw dan ook een T-vorm. Eigenlijk
is het een soort H-vorm, als de luifels boven de toegangen ook meegerekend
worden. De hal is enorm groot en staat -zoals bekend- dwars op de
sporen. De grote hal is rechthoekig van vorm en heeft een flauw hellend
zadeldak, een typisch kenmerk van de Amsterdamse stations van de hand
van Schelling. De basis van de hal wordt gevormd door een staalskelet,
iets dat Schelling ook al bij zijn eerdere stationsgebouwen uit de
jaren dertig had toegepast. Ditmaal is het skelet niet meer zichtbaar
aan de buitenkant, aan de binnenkant zijn de grote portaalspanten
echter nadrukkelijk zichtbaar gebleven. De twee lange gevels bestaan
voor het overgrote deel uit glaswanden, waardoor de hal erg licht
is. Alleen bij de onderste gedeelten, waar aan weerszijden van de
hal zijbeuken zijn, is wat meer baksteen toegepast. Al zijn ook hier
in ruime mate vensters aangebracht. Daarentegen zijn de kopse wanden
voor het grootste deel "blind", ook nu weer op de onderste
gedeelten na. Bij de oostelijke kopgevel is hier een vensterstrook,
onder de westelijke wand is de doorgang richting de perrontunnel.
Deze laatste is een bakstenen wand met speklagen van natuursteen.
Dat de hal dwars op de sporen staat was trouwens niet geheel nieuw,
architect Schelling paste dit eerder al toe bij station Naarden-Bussum.
Zoals ook al aangegeven diende die "dwarse opstelling" meerdere
doelen. De voornaamste (mijns inziens) is het creëren van een
duidelijke scheiding tussen de verschillende vormen van aanvullend
vervoer, ieder met een eigen toegang tot het station. Het stationsgebouw
heeft hierdoor feitelijk geen echte voorgevel of hoofdingang, al wordt
deze in de hoofdingang vaak als zodanig beschouwd. De toegang in deze
gevel is veruit de breedste van de drie, en wordt duidelijk gemarkeerd
door een brede luifel daarboven. De toegang in de zuidelijke gevel
is wat smaller, datzelfde geldt ook voor de luifel. Deze is echter
wel veel langer dan die boven de noordgevel, namelijk zo'n 50 meter.
Die enorme lengte dient uiteraard een doel, aan deze kant van het
plein zijn namelijk de bushaltes gesitueerd. De derde toegang bevindt
zich, bijna onzichtbaar, aan de oostkant van het station. Niet in
de kopgevel, dat is op een raamstrook na een nagenoeg blinde muur,
maar ligt letterlijk onder de weg dat daar langs loopt.
Aan de andere kant van de hal gaat het gebouw nogal abrupt over in
een lager bouwdeel, dat op haar beurt weer dwars op de hal staat.
Het meest opvallend zijn de rondingen in de kopgevels. De zuidelijke
gevel is afgerond, de noordelijke is zelfs volledig halfrond. Deze
springt er nog eens extra uit doordat de benedenverdieping wat terug
lijkt te wijken en de bovenverdieping hierdoor haast lijkt te zweven.
Dit is echter optisch bedrog. Deze wordt veroorzaakt door een brede
luifel die over de volle lengte van de gevel is aangebracht, en doorloopt
tot voorbij de ronde kopgevel. Overigens is die "dwarshal"
voor de rest nogal onopvallend vormgegeven, ondanks die boeiende basisvorm.
Het vormt bijna het ultieme contrast met die dominante hal, dat op
haar beurt juist een onopvallende basisvorm heeft. |
|
Boven:
Het hoofddeel van het stationsgebouw bestaat uit een hoge rechthoekige
hal met aan weerszijden daarvan relatief lage zijbeuken, zoals
hier te zien is het gebouw heeft geen echte voorgevel. Strikt
genomen is dat deze kopgevel, maar dit is op een vensterstrook
na een blinde muur. Wel een bijzondere muur, de buitenkant bestaat
uit Frans kalksteen (bois fleuri), dat op verschillende manieren
is bewerkt. Op deze muur prijkt een kunstwerk van Theo van Reijn.
Helaas valt dit reliëf vanaf de stoep vóór
het station nauwelijks op, ondanks de vrij prominente plek direct
boven de vensters. Dat deed het -opmerkelijk genoeg- wel toen
er een beschermende constructie voor was geplaatst (zie ook de
foto onderaan deze pagina).
|
|
Onder:
Een wat oudere foto van het stationsgebouw, deze werd in 1997
gemaakt. Wat direct opvalt is het ontbreken van de Mondriaantoren,
die rond de millenniumwisseling werd gebouwd en in 2001 gereed
kwam. Aan het stationsgebouw is in die 17 jaar eigenlijk niet
eens zo heel veel veranderd. Ènkele jaren geleden werden
de koperen daken vernieuwd. Hierdoor verdween die kenmerkende
blauwgroene patinalaag, zoals die hier nog te zien is langs de
luifelrand. Uiteindelijk zal er vanzelf wel weer patina ontstaan,
maar dit haat waarschijnlijk nog jaren duren. De stationsnaam
prijkt hier nog op de gevel, zelfs deels op het halfronde gedeelte.
Die letters zijn inmiddels verdwenen. Daarvoor in de plaats kwamen
er verlichte letters met een NS- én een GVB-logo, deze
zijn boven drie van de vier toegangen aangebracht.
|
|
|
|
|
|
Onder:
De -al dan niet officiële- hoofdingang van het station bevindt
zich in de noordelijke gevel van het stationsgebouw. Deze toegang
is de voornaamste van de drie en is ook de breedste, dat geldt
ook voor de luifel erboven. Toch moet ze het met twee paar schuifdeuren
doen en dat zijn er net zoveel als bij de tegenoverliggende zuidelijke
toegang. Daar staan de deuren gewoon wat dichter bij elkaar...
|
Onder:
Dit is de derde toegang van het stationsgebouw, vooral bedoeld
voor reizigers die met de tram komen. De tramhalte ligt op het
laagste gedeelte van het Julianaplein, een kleine drie meter lager
dan het stationsgebouw. Na de ingang volgt een gang en een trap
naar de stationshal. Deze toegang wordt het minst gebruikt en
is daardoor ook het minst bekend. Toch is deze toegang allesbehalve
het minst interessant, ook al ontbreekt hier bijvoorbeeld een
duidelijke luifel. Maar let eens op de bijzondere details, zoals
die typische ronde vensters met dat traliewerk ervoor...
|
|
|
|
|
Onder:
De toegang in de zuidelijke gevel is wat smaller, datzelfde geldt
trouwens ook voor de luifel daarboven. Deze laatste is echter
wel veel langer dan die aan de noordgevel, namelijk zo'n vijftig
meter. Die enorme lengte dient uiteraard een doel. Op dit deel
van het Julianaplein was een busstation, waarvan de resten aan
de linkerkant nog goed te zien zijn. Reizigers van en naar het
station konden op die manier zo lang mogelijk (,min of meer) beschut
lopen. Opmerkelijk genoeg is de luifel nog maar voor iets meer
dan de helft bruikbaar. De rest bevindt zich boven het afgesloten
terrein van Euro-Lines, dat het vroegere busstation in gebruik
heeft voor haar internationale buslijnen.
|
|
|
|
|
Onder:
"De toekomst der spoorwegen" is de officiële naam
van dit haut-reliëf op de oostgevel. Het werd vervaardigd
door Theo van Reijn, die ook het beeld in de stationshal maakte.
Decennialang leed het reliëf onder de uitwerpsels van de
vogels die het als landingsplaats gebruikten. Om het reliëf
beter te beschermen werd er rond de eeuwwisseling een soort kooi
van gaas omheen geplaatst (rechtsonder), waardoor het nogal rommelig
oogde. In 2013 verdween deze constructie weer...
|
|
|
|
|
|
|
|
|
versie: 5-07-2014 |