|  
             Rond 1870 werden de stations 
              die door de Nederlandse staat werden gebouwd ontworpen volgens standaardontwerp 
              (de waterstaatstations) Dit gold dus ook voor de lijn Den-Helder-Amsterdam. 
              Oorspronkelijk was het dan ook de bedoeling dat het stationsgebouw 
              een Waterstaatstation 1e klasse zou worden. Maar al snel was de 
              opvatting dat Amsterdam als hoofdstad recht had op een stationsgebouw, 
              dat was ontworpen door een gerenommeerd architect, en geen gebouw 
              volgens standaardontwerp. Overigens had het bouwen volgens standaardontwerp 
              in die tijd, rond 1872, al zijn langste tijd gehad.  
              Voor het ontwerp van het stationsgebouw werden twee architecten 
              aangetrokken: P.J.H. Cuypers en A.L. van Gendt. Welke rol Van Gendt 
              had is nooit helemaal duidelijk geworden. Wellicht heeft hij de 
              viaducten aan weerszijden van het stationseiland ontworpen en heeft 
              hij Cuypers geadviseerd bij het ontwerp.  
              Het duo kreeg in 1876 de opdracht een ontwerp te maken. Ook dit 
              ging niet zonder slag of stoot; pas aan het einde van 1881 werd 
              het definitieve ontwerp goedgekeurd.  
              Het stationsgebouw is onmiskenbaar een Cuypers ontwerp. Het gebouw 
              bestaat uit een relatief klein middendeel en lange zijvleugels. 
              Het middendeel steekt een steekt een eindje vooruit. Op de hoeken 
              staan twee torens van ruim 45 meter hoogte.  
              De zijvleugels zijn asymmetrisch. De rechtervleugel bevat een fors 
              eindgebouw. Dit eindgebouw is het Koninklijk Paviljoen met daarin 
              de koninklijke wachtkamer. De linkervleugel heeft geen duidelijk 
              eindgebouw en is daardoor iets langer.  
              Het Centraal Station is een van de allereerste stations in Nederland 
              waarbij de perrons hoger liggen dan straatniveau. De perrons zijn 
              te bereiken via drie tunnels. De middentunnel, vanaf de stationshal, 
              was bedoeld voor vertrekkende reizigers. De overige twee tunnels, 
              de oost- en westtunnel, kwamen uit aan het einde van respectievelijk 
              de rechter- en de linkervleugel en waren bedoeld voor reizigers 
              die op het Centraal Station aankwamen en het station verlieten. 
              Overigens wordt deze indeling al jaren niet meer gehanteerd en heeft 
              het "gewoon" drie reizigerstunnels. 
              In het voorjaar van 1882 ging de eerste van de in totaal 8687 palen 
              de grond in. De bouw van het stationsgebouw verliep vlot. In het 
              najaar van 1884 kon het gebouw al worden opgeleverd. Toch zou het 
              nog vijf jaar duren voordat het stationsgebouw in gebruik werd genomen. 
              Dit kwam vooral doordat de bouw van de perronkap grote problemen 
              gaf. 
            | 
           
            
           |