Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw maakte
Almelo enorme veranderingen door en groeide het flink. Telden de gemeenten Ambt-
en Stad Almelo rond 1850 samen nog geen zevenduizend inwoners, in 1930 was dit
aantal al bijna vervijfvoudigd. Met name de textielindustrie zorgde voor deze
enorme aanwas. Tegelijkertijd zorgde dit ook voor andere bedrijvigheid, die op
haar beurt ook weer extra inwoners opleverde. Ten noorden, westen en zuiden van
de oude kern werden nieuwe woonwijken gebouwd. Eén van die nieuwe wijken,
De Riet, kreeg al snel een eigen spoorhalte. Ook in de jaren twintig en dertig
van de twintigste eeuw werden nog nieuwe woonwijken gebouwd. Aan die groei kwam
een (voorlopig) einde als gevolg van het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.
Tijdens die oorlog kreeg Almelo het zwaar te verduren. De stad werd meerdere keren
gebombardeerd, waarbij in enkele gevallen het station en spooremplacement de voornaamste
doelen waren. De meeste bommen kwamen helaas in bewoond gebied terecht. Bijna
een derde van alle woningen liep schade op. Of het station ook beschadigd raakte
is mij niet bekend, maar het zal zeker niet ongeschonden door de oorlog zijn gekomen.
Van onherstelbare schade was zeker geen sprake
Toch werd al vrij kort
na de bevrijding gesproken over vervanging van het stationsgebouw. Niet zozeer
vanwege eventuele schade, maar door een totale reconstructie van het stationsgebied.
Zoals zoveel plaatsen in ons land kwam ook Almelo in aanmerking voor het maken
van een wederopbouwplan. Dat werd in die tijd landelijk bepaald. Een door het
Rijk benoemde stedenbouwkundige (A. Komter) ging hiertoe voor Almelo aan de slag.
Naast herstel en herbouw van de getroffen wijken werd ook naar grootschalige verbeteringen
voor de stad gekeken. Zo werd aan het begin van de jaren vijftig de zijkak van
het Twentekanaal naar Almelo in gebruik genomen, waardoor in het westen van de
stad een nieuw havengebied ontstond. De oude havenkom in het hart van de stad
werd gedempt, hier werd vervolgens een nieuw stadscentrum geprojecteerd. Ook het
stationsgebied werd bij het wederopbouwplan betrokken. Komter stelde hierbij voor
om de voetgangersbrug te vervangen door een tunnel, die tevens dienst kon doen
als voetgangerstunnel voor de achter het station gelegen woonwijken. Het stationsplein
moest geheel heringericht worden, waarbij ruimte moest worden gemaakt voor een
nieuw busstation. De nabijgelegen drukke overweg in de Wierdensestraat moest worden
vervangen door een onderdoorgang. Voor het bestaande stationsgebouw was in de
plannen geen plek meer. Voor zowel de gemeente Almelo als de NS was dat laatste
geen bezwaar, het gebouw werd toen al als "niet meer representatief"
beschouwd. Ook moest het emplacement iets worden verkleind. Aan de bouw van
het nieuwe stationsgebouw ging een lange periode vooraf, waarin meerdere ontwerpen
de revue passeerden. Het eerste concrete ontwerp voor een nieuw stationsgebouw
werd al aan het begin van de jaren vijftig gemaakt, zeer waarschijnlijk door S.
van Ravesteyn. Dat ontwerpgebouw kende namelijk gebogen lijnen en het had de nodige
beeldhouwwerken moeten krijgen. Onmiskenbaar Van Ravesteyn, dus. Opmerkelijk;
de twee eerdere grote Twentse stationsprojecten, die kort tevoren waren afgerond,
stonden onder leiding van collega-architect H.G.J. Schelling. Nóg opmerkelijker;
blijkens dat ontwerp werd toen al uitgegaan van verplaatsing van het stationsgebouw
én dat het een kwartslag zou worden gedraaid. Het ontwerp werd nooit gerealiseerd.
Pas aan het einde van de jaren vijftig zou het definitieve plan worden gepresenteerd,
ditmaal van de hand van K. van der Gaast. Hij werd daarbij geassisteerd door J.H.
Baas, die ook duidelijk zijn stempel op het gebouw zou drukken. Ze stonden voor
een interessante uitdaging. Doordat het eilandperron en de perrongebouwen bewaard
bleven en de stationswoningen waren afgeschaft, hoefde het nieuwe stationsgebouw
alleen maar uit een hal, loketten, wat dienstruimten en een doorgang naar de nieuwe
perrontunnel te bestaan. Hierdoor dreigde het gebouw nogal klein uit te gaan vallen.
Van der Gaast loste dit echter vakkundig op door het gebouw van een enorm uitkragend
dak te voorzien, dat tevens een deel van het plein overdekt. Dat dak rust op een
enorme balk en bij de ingang op een enorme V-vormige ondersteuning. Om het dat
er niet al te massief uit te laten zien zijn er talloze lichtsleuven in gemaakt.
Om het gebouw ook van een afstandje duidelijk herkenbaar te laten zijn kreeg het
een hoge, betonnen uurwerktoren. Uiteraard is het tevens de schoorsteen. De voorgevel
bestaat voor het grootste deel uit glas. Rechts van de ingang is daarentegen juist
een gesloten, gemetselde wand, die tevens langs de gehele oostelijke zijgevel
is doorgetrokken. Aan de voorgevel is de muur van een golvend siermetselwerk voorzien.
In dat gesloten deel waren (en zijn misschien nog wel) dienstruimten. Het nagenoeg
vierkante stationsgebouw is zowel aan de voor als aan de achterzijde van een vleugel
voorzien. Die aan de achtergevel bestaat eveneens voornamelijk uit dienstruimten,
ook is er tegenwoordig een ruimte voor de buschauffeurs. Die was oorspronkelijk
juist aan de andere kant, toen het busstation nog bij de voorgevel van het stationsgebouw
was. De zuidelijke vleugel bestaat uit twee delen, verbonden middels een glazen
wand en een kleinere versie van het dak annex luifel. Op die manier probeerde
de architect een open blik op het spoor te creëren. Tegelijkertijd moest
het stationsgebouw vanuit de Egbert Gorterstraat (nog altijd de eigenlijke stationsweg)
zichtbaar zijn, het stationsgebouw was immers zo'n veertig meter naar het noordwesten
verplaatst. Dat eerste is wel redelijk geslaagd, de zichtbaarheid -en vooral de
herkenbaarheid- van het station vanuit de genoemde straat is helaas matig... |
(Ansichtkaart) . Boven:
Een fraaie ansichtkaart uit het begin van de jaren zestig, met daarop de twee
stationsgebouwen; rechts het nog niet helemaal voltooide, nieuwe exemplaar en
links het restant van het oude gebouw. Die laatste bleef in gebruik tot de nieuwe
hal en perrontunnel gereed waren. Dat kon heel makkelijk, aangezien het nieuwe
stationsgebouw zo'n veertig meter in noordwestelijke richting werd verplaatst.
Kort na het maken van deze foto ging het laatste deel van het oude stationsgebouw
tegen de vlakte, zodat ook het zuidelijke deel van het nieuwe ontvangstgebouw
kon worden neergezet en men met de aanleg van het nieuwe busstation kon aanvangen. .
. Onder:
De ingang van het huidige stationsgebouw. Duidelijk is te zien dat het dak overgaat
in een forse luifel, rustend op een massief ogende balk en een grote V-vormige
ondersteuning. De circa 25 meter hoge toren is tegenwoordig een stuk lichter dan
vroeger het geval was. Oorspronkelijk was deze bekleed met donkere steenstrips.
(zie ook de bredere foto onderaan deze pagina) Rond 1975 zijn deze verwijderd.
Om welke redenen is mij niet bekend, wellicht omdat ze los dreigden te raken... .
|