Het is het jaar 1863 als het eerste deel
van de NCS-spoorlijn -het gedeelte Utrecht-Amersfoort-Hattemerbroek-
in gebruik wordt genomen. Een jaar later volgde de oversteek over
de IJssel en werd Zwolle bereikt. De aanleg van het laatste gedeelte,
tussen Zwolle en Kampen, verliep niet altijd even gemakkelijk. Een
van de oorzaken hiervoor was de slechte bodemgesteldheid. De Mastenbroeker
polder, waar deze spoorlijn dwars doorheen loopt, liep in de winter
van 1864 zelfs onder water. Maar ook door tegenstand en zelfs tegenwerking
duurde het uiteindelijk tot het voorjaar van 1865 voordat de spoorlijn
Utrecht-Kampen eindelijk in gebruik kon worden genomen. Het stationsgebouw
was overigens toen nog niet eens klaar.
Het Kamper station werd aan de overzijde van de IJssel, dus aan
de IJsselmuidense kant, gesitueerd. Het had trouwens niet veel gescheeld
of het station van Kampen had niet eens in Kampen gestaan! Aanvankelijk
was het station namelijk zo'n 350 meter oostelijker gesitueerd,
op het grondgebied van IJsselmuiden. Maar nog tijdens de aanleg
van de spoorlijn kreeg het station haar definitieve plek. Het station
werd vlak naast de IJsselbrug gebouwd op de plaats van een vroegere.
Deze schans lag direct aan het einde van de IJsselbrug, en was een
onderdeel van de verdedigingslinie van de stad. Doordat het station
op de plaats van deze zogenoemde "buitenwacht" (de naam
van een bekende uitgaansgelegenheid tegenover het Kamper station
herinnert hier dus aan
) werd gebouwd bleef het binnen de gemeentegrens.
Maar daardoor lag het wel wat ingeklemd tussen de IJssel, de trekvaart
en de weg naar Zwolle, toen al een drukke handelsweg. De trekvaart,
die pal naast het station lag, was zelfs mede bepalend voor de vorm
en de plaats van het emplacement. Deze werd niet achter, maar naast
het station aangelegd.
Het eerste stationsgebouw was een typisch NCS-stationsgebouw uit
die tijd. Het was een standaard gebouw van het type NCS eerste klasse,
hetzelfde type zoals dat tegenwoordig nog in Amersfoort (NCS) en
Nijkerk te vinden is. Omdat het station aan de overzijde van de
IJssel kwam te liggen kreeg het stationsgebouw een opmerkelijke
positionering. Om namelijk te voorkomen dat het gebouw met de achterzijde
naar de stad gericht zou zijn stond het stationsgebouw omgekeerd
ten opzichte van de sporen. Zodoende zagen de reizigers, als zij
over de IJsselbrug in de richting van het station liepen, toch als
eerste de voorgevel. In feite lagen perron en sporen dan ook vóór
het stationsgebouw! Station en emplacement werden gescheiden door
het Kikkergat, een overblijfsel van de gracht rondom de voormalige
schans en de plaats waar de trekvaart, via een sluis uitmondt in
de IJssel. Het grootste deel van het emplacement lag iets ten oosten
van het station, op -destijds- IJsselmuidens grondgebied. Hier waren
oorspronkelijk een locomotievenloods, een rijtuigenloods, een draaischijf
een werkplaats en een goederenloods te vinden. De locomotievenloods
en de werkplaats hebben niet eens zo lang dienstgedaan want in 1887
werd het depot Kampen alweer opgeheven. Enkele jaren later werden
zowel de locomotieven- als de rijtuigenloods gesloopt en vervangen
door één enkele loods.
Voor het station, dat slechts één perron telde, lagen
drie sporen. Twee van die sporen liepen in nog een klein stukje
in noordwestelijke richting door, waarvan er uiteindelijk eentje
bij een spoorsteiger eindigde. Er waren destijds grote verwachtingen
van het goederenvervoer, de spoorsteiger was zelfs berekend op zeeschepen.
Die verwachtingen werden overigens nooit waargemaakt
|
|