De boogkappen van Amsterdam Centraal Station
zijn minstens zo beroemd als het gebouw zelf en zijn onlosmakelijk
met elkaar verbonden, alhoewel de kappen en het gebouw los van elkaar
staan. De oudste, én grootste, van de drie werd gebouwd naar
een ontwerp van spoorwegarchitect L.J. Eymers.
Als het aan architect Cuypers had gelegen kwam er een lage, tweedelige
kap dat was samengesteld uit vakwerkspanten. De kap, die hij ontwierp,
leek wel wat op de oude kap van Rotterdam Beurs (maar dan waren
het twee kappen naast elkaar).
Hoofdingenieur Leyds, die eindverantwoordelijke was tijdens de bouw
van het Centraal Station, vond deze "tweelingkap" maar
niks. Hij liet een derde ingenieur in voor een ontwerp van een enkele
kap: L.J. Eymer. Zijn ontwerp, een grote boogkap, werd met tegenzin,
aangenomen. Cuypers vond de kap teveel domineren en zijn "eigen"
stationsgebouw zou daardoor wegvallen. Toch ging hij akkoord. Met
een paar kleine aanpassingen voegde hij er zelfs een persoonlijk
tintje aan toe, zodat de kap beter bij het stationsgebouw aansloot.
De kap is met een lengte van ruim 306 meter even lang als het stationsgebouw,
en was destijds de langste van Europa. De kap staat volledig los
van het stationsgebouw, en dat is vrij uniek in Nederland.
De grote boogkap is samengesteld uit vakwerkspanten. Deze werden
vervaardigd door de Nederlandsche Stoombootmij uit Rotterdam. Het
was het enige Nederlandse bedrijf dat zich inschreef voor de aanbesteding
van de kap. Alle andere bedrijven die zich inschreven kwamen overigens
uit Duitsland.
Op oudejaarsdag 1884 begon de bouw van de stationskap. Het was de
bedoeling dat de kap in de zomer van 1886 klaar zou zijn. Maar het
liep anders
.
De bouw van de kap verliep aanvankelijk erg voorspoedig, maar tijdens
het plaatsen van de spanten ging het goed mis
.
Bij het plaatsen van de 17e spant traden er plotseling ernstige
verzakkingen op en werd de bouw van de kap direct stilgelegd. Al
snel bleek de fundering te zwak te zijn voor de zware spanten. Er
werd vervolgens naar oplossingen gezocht voor het ontstane probleem.
Een (hele kostbare) optie was het demonteren van de al geplaatste
spanten en vervolgens een nieuw, zwaarder fundament te leggen. Een
tweede optie was het bestaande fundament iets te verzwaren en vervolgens
een lichtere kap te plaatsen. Er werd zelfs voorgesteld de kap af
te breken en deze te verplaatsen naar Nijmegen of 's Hertogenbosch,
waar op dat moment nieuwe stations werden gebouwd. In Amsterdam
zou dan alsnog de tweedelige kap van Cuypers geplaatst kunnen worden.
Uiteindelijk werd besloten om een compleet nieuw, zwaarder fundament
te plaatsen. Per penant zouden dan meer, en vooral langere, palen
worden geslagen. Om verdere tegenslagen uit te sluiten werd eerst
een proef-penant gebouwd en uitvoering getest. Toen bleek dat deze
zwaardere variant nu wel stevig stond kon men eind 1887 (na ruim
anderhalf jaar vertraging) een nieuwe fundering leggen en de kap
vervolgens afbouwen. In oktober 1889 was de kap eindelijk gereed
en kon het Centraal Station in gebruik worden genomen.
|
|